I4i
uitjes, kwam er zeer onverwacht, hulp opdagen. Een paar oude kennissen van Jan Gronjee had Neel weten te bepraten. Er werd ook bij het Bondsbestuur en de slijpers een lijst gepresenteerd, en uit de opbrengst was Neel in staat een nieuwe nering te beginnen van kruideniers-waren, sigaren en tabak; weer in de Willemstraat, maar nu op grooter schaal dan haar vorig klein winkeltje waarin ze met Stijn verkeering had gekregen. Den eersten tijd bracht het belletje vele nieuwsgierige en belangstellende klantjes. Neel leefde weer een beetje óp, haalde ruimer adem. Maar door uitbreiding-van-waar en allerhande borgerijen moest ze toch weer een week-vrouw in den arm nemen. Gaf haar weer zorgelijke afbetalings-ingewikkeldheden. Stijn werkte heel ongeregeld. Toch kon Neel vrijer de handen roeren dan eerst. In den nieuwen winkel had ze dadelijk met Lien uit de Wijde Gang onderhandeld voor de zware wasch en huiswerk, 's Zomers, den besten tijd, ontving ze wel eens over de honderd gulden per week, maar 's winters werd het veel minder, betaalden de buurtjes veel trager. Zoo bleef het voor Neel worstelend scharrelen, ónder in, — en weer opduikend uit zorgen, verdriet, tot het laatste uur van iederen dag. Zoo broeide ze, in de duisternis van haar bedstee, de kwellingen van haar leven uit, soms plots doorjaagd van een zenuwachtige geluks-hoop, alle ellende van zich afsmakkend, dan weer vervreten van sarcasme en innerlijk verstorven voor de geringste illusie. —