57
Tillema kon wrang-sarcastisch het pseudo-heroïsche in een ieder afstraffen. In zulke onminzame buien, vond Uriël den vrienid op zijn best.
— Ga zitten of blijf staan, maar draai niet als een tol!
— Ur,... in godsnaam zoo weinig mogelijk aandacht! Laat me vrij fladderen,... jij, met je ellendige, Joodsche overgevoeligheid.
Uriël gromde iets onverstaanbaars.
— Is Branders er nog niet?
— Zie jij hem?
— Goddamn, wat spinnig!
Tillema sloot even de oogen. Zijn atihletische gestalte donkerde hoog, vlak voor de glinsterende spiegelruiten. Zijn fijne hand streek strak over dezwart-glimmende haren, in scherpe zij-scheiding gekapt.
— Komt zijn meisje?
— Ja.
— Zeker?
— Zeker?... Hm... wat is zéker?
— Goddamn, Ur,... Hamlet of Pyrrho, of monnik in de Orde der Genade... al direct na de lunch?... Te zwaar voor een gevulde maag, boy!
Plots met een levendige stemwending, het rustig-fijne gelaat licht-ironiisch vertrokken:
— Wat heeft dat antiquairtje met zijn sluwe
vogelenbakkes,...... Sallie Blik of Blikslager uit
de... de...
— OnJkelboerensteeg!
— Precies... me beetgehad met zijn oud-Engelsche prentjes!... Hoj... wat 'n poetskurk, dat listige zwen-delkereltje!... Móóie aanbeveling van jou, moet ik zeggen... dat zwendelaartje met zijn behaarde ooren!
Uriël keek sip; draaide er toen verlegen omheen...
— Ik kende hem niet... Ik liep laatst in de buurt en