74 STUDIËN
en verdoemniswaardig-geestelijk benepen, fel-egoïstisch en stuitend-onmaatschappelijk, maar ze léven, ze léven, in al het verdorrend-sjofele, poverklein-menschelijke van hun menschelijkheid. — Zij zijn weerzinwekkend attribuut van klasseafzondering, en sociaal gekeurd, van een bedroevende onbenulligheid.
Het is een familie van rijke handels-lieden, de Terlaets. De Terlaets zijn alle zeer aan elkaar gehecht en toch is er groot karakterverschil dat zich scherpst openbaart in het verschil hunner begeertens, de wenteling hunner hartstochten, in hun gepraat, in hun denken en verlangen. — Plaats nu eens zoo'n brok familie-leven, aan alle kanten doorpeild, naast Teirlinck's Ivoren Aapje, of naast een sensitief-impressionistische woordkunstige novelle van Aletrino. —Ge ervaart onmiddellijk dat de fijne, ornamentaal-smeedwerkachtige woordkunstigheid van Teirlinck's roman, als op zich zelf staand taai-voortbrengsel zooveel hooger, maar als levens-echt, psychisch-zuiver stijl-voortbrengsel in den scheppenden zin, zooveel lager staat dan Armoede van mevrouw Boudier-Bakker. — Nu weet ge wat ik bedoel met de stelling dat mensch-schepping het hoogste is waartoe een kunstenaar kan reiken. Het kwak-zalvers-pathos van de verfijnelingen en de puur-vergeestelijkten kan er slechts door verschrompelen. Boven mensch-scheppen gaat geen enkele