ARMOEDE II «7
kunstvorm, beschrijvings-stijl en plastiek, fantasmagorie en in verfijning verteederde romantiek, al reiken deze zelfs tot de enorme hoogte van Shelley's trant. De schoonste klank-beweging van het lyrische proza, het woord dat het zoetst de muziek nadert in haar zangrijke gevoels-verklankingen; de schoonste bloeseming van het fantastische woord, de teederste en fijnste beschrijving, het zoetst-geschreven verhaal, — ze blijven alle vèr onder de geweldige gave: eigen ikheid te kunnen uitwisschen in anderer leven; hartstochten, gemoeds-ontroeringen, smarten en begeerten van een ander mensch zóó te kunnen inleven als wierdt ge het creatuur zelf. — Dat is het hoogste dichterschap en daarom is de groote romanschrijver, als verdichter van anderer leven, ook zelf een der grootste dichters. Het mensch-scheppen heeft Shakespeare zoo algeweldig gemaakt. Het lyrisch of lyrisch-dramatische beelden, gaat nooit buiten het subject van den kunstenaar, heeft alleen de enkelvoudige persoonsemotie, naar alle richtingen uit en soms heel groot. Maar de mensch-scheppende epicus-roman-bouwer, objectiveert in de veelheid der mensch-subjecten, geeft daarmee van zelf aan den tragischen strijd van het individueele in het algemeen-menschelijke, het aanzijn. Hij is eenheid en veelheid tegelijk. Hij wordt cirkelmiddelpunt van het, de lyricus, descriptie-kunstenaar,