115
goede diensten. Nu wendden zij zich tot keizer Maximiliaan met het verzoek, de Talmudexemplaren der Joden te mogen verbran-den. De keizer beval, dat dan eerst moest onderzocht worden, of de Joodsche geschriften werkelijk zooveel slechts bevatten; het onderzoek werd opgedragen aan eenige professoren en ook aan Reuchlin. Spoedig was het onderzoek geëindigd; het oordeel der professoren luidde ongunstig: de Joodsche werken waren, zoo beweerden zij, gevaarlijk voor de maatschappij en moesten verbrand worden. Niet alzoo Reuchlin; deze schreef, dat hij, gelijk alle Christen geleerden, van den Talmud te weinig begreep, om over dit werk te kunnen oordeelen; de overige geschriften bevatten veel, wat ook den Christenen tot leering kon strekken; dezen moesten daarom ijverig het Hebreeuwsch bestudeeren. Geen wonder, dat de monniken over dit antwoord heftig verstoord waren en in talrijke geschriften hun toorn over Reuchlin uitstortten; deze bleef echter het antwoord niet schuldig: hij verdedigde zich krachtig en nam de Joden, die hij medeburgers en broeders noemde, tegen hun vjjanden in bescherming. Het eind was, dat Reuchlin zegevierde en de Talmud met verlof van paus Leo X gedrukt werd.
R. Joselmann van Roshelm. In dien ty d leefde een merk-waardig man, R. Joseph Loans, bijgenaamd R. Joselmann van Rosheim. Hjj gold als de vertegenwoordiger der Joden bjj de regeering en als bestuurder (3רנס ומנהיג) der Joodsche
gemeenschap in Duitschland en waszijn geheele leven onvermoeid voor zijn geloofsbroeders werkzaam. Waar de Joden door gevaren bedreigd of in hun vrijheden beperkt werden, stond Joseph Loans op de bres, om hun rechten te verdedigen. In 1515 bepleitte hij bij keizer Maximiliaan de belangen der Elzasser Joden, die op verscheidene plaatsen met verbanning bedreigd werden; in 1520 wist hij van Karei V de bekrachtiging van de privilegiën der Duitsche Joden te verkrijgen; in 1531 reisde hij naar de Zuidelijke