114
verschrikkelijke lijden duurde tien jaar; men schat het aantal slachtoffers op een kwart millioen. Het Poolsche Jodendom verloor voor geruimen tijd z jjn beteekenis; vele groote geleerden vluchtten naar andere landen, waar zjj wegens hun uitgebreide Talmudische bekwaamheid een gastvrij onthaal vonden.
Lil. De Joden in Daitschland. (1500—1650).Reuchlin. De Duitsche Joden zagen ook in de nieuwe eeuw hun treurigen toestand nog niet verbeteren. Zij woonden in ghetto’s, afgesloten van hun Christelijke medeburgers, vervolgd door schimp en smaad. Uit Neurenberg, Maagdenburg en andere steden werden zq verdreven en in Berlijn liet de keurvorst 38 Joden, beschuldigd van schending der Katholieke heilige voor-werpen, openlijk verbranden (1510). Te meer verdient het dus waardeering, dat in dien tijd ten minste één Christen het voor de Joden opnam. Deze edele man was Johannes Reuchlin. Reuchlin had onderleiding vanObadjadi Sforno het Hebreeuwsch beoefend en verwierf zoo groote bekwaamheid in deze taal, dat hjj in staat was, een Hebreeuwsch taalboek te vervaardigen. Ook was hij door zijn omgang met Joodsche geleerden niet onbedreven in Rabbijnsche geschriften.
Weldra werd Reuchlin genoodzaakt, van zijn gunstige gezind-heid jegens de Joden blijk te geven. De Dominikaner monniken koesterden een feilen haat tegen het Jodendom; het was hun niet genoeg, dat de Joden vervolgd en verjaagd werden, ook hun ge-schriften en de Talmud in de eerste plaats, moesten vernietigd worden. Te dien einde schreven zij een reeks smaadschriften, waarin zij de Jodenen denTalmudopdelaagstewjjzebeschimpten. Een gedoopte Jood, Pfefferkorn, die wegens diefstal bij zijn geloofsgenooten verachten daarom tot het Christendom overge-gaan was, bewees hun bij het vervaardigen dier smaadschriften