HET JOODSCHE LAND. 65
Beirout overziet men de geheele omgeving, de haven, en de baai met de sneeuwtoppen van den Libanon. Maar ik ben hier niet meer in het Joodsche land. Ik zou zeggen dat de grens moest wezen Baniyas, het oude Dan, en de Libanonprovincie.
In Beirout ontmoette ik Dr. Goldsmit van Amsterdam, die mij verder op mijn reis zou vergezellen. We zouden nog eenige plaatsen in Syrië bezoeken en verder door Klein-Azië en over Constantinopel naar Holland teruggaan. Ik zal in ’t kort ook deze reis beschrijven, om daarna weer op het Joodsche Land en het Joodsche Volk terug te komen.
De trein naar Damascus vertrekt ’s morgens vroeg en we sporen langs riant gelegen zomerverblijven door het Libanon-gebergte. We zijn spoedig midden in de sneeuw en bereiken een hoogte van ruim 1600 M. Een onzer medereizigers wijst ons sporen van wild, en zegt dat hij daar den vorigen dag een heele familie vossen heeft zien voorbijtrekken. We zien nog eens de brui-schende Litani, een oude kennis uit Galilea, en sporen verder door het Anti-Libanon gebergte, langzaam dalende naar Damascus.
Voor we nog recht begrijpen hoe alles zoo gauw in ’t werk gaat, zitten we al in een open rijtuig en rijden
5