66 ERETS ISRAËL
in razende vaart te midden van stofwolken van andere rijtuigen naar het Hotel Victoria. De hotelier heeft de reputatie van een zonderling. Hij eischt van zijn gasten dat ze stipt op tijd aan tafel komen, en wie tien minuten te laat komt krijgt geen eten meer. Een badkamer is in het hotel niet aanwezig. Aan een Engelschman, die een bad wilde hebben, moet de hotelier gezegd hebben: „Bij mij logeeren alleen zindelijke menschen, en die hebben geen bad noodig.”
Aan groote, luxueus ingerichte Oostersche badhuizen ontbreekt het in de stad anders niet. Damascus maakt een grandioozen indruk. Dit is wel werkelijk Oostersche kleurenpracht en verscheidenheid. Zoo karakteristiek heb ik het niet in de andere plaatsen aangetroffen, ook later niet in Aleppo. Het leven concentreert zich in de bazaars, de groote overdekte winkelstraten, waar tapijten worden uitgespreid en aangeprezen; geldwisselaars hebben er hun vaste zitplaats, rijtuigen gaan er in draf doorheen, mooi opgetuigde kameelen en ezels, zwaar en hoog beladen, statige ruiters, vertegenwoordigers van alle naties, Perzen, Negers, Mekkagangers, alles in de meest verscheiden kleederdrachten.
Hoewel het oude Damascener werk bijna niet meer te krijgen is, is een kijkje binnen in de bazaars toch nog wel de moeite waard; men ziet er fraai koper- en houtsnijwerk, ingelegd met parelmoer, zachtkleurige geborduurde kleedjes uit den Libanon, zijden kleedjes, die nog altijd