26 ERETS ISRAËL
moeras weg te zinken. De rivier is niet breed maar heeft een groot verval en het water stroomt heel snel naar de Doode Zee, waarvan de oppervlakte ruim 430 meter beneden die van de Middellandsche Zee ligt.
Bij de brug wordt het kamp opgeslagen. We zijn met ons vieren en hebben twee slaaptenten. Bovendien is er nog een tent die we voor onze maaltijden in gebruik nemen, en een voor de keuken. Om ons heen legeren de dieren met onze bedienden en bewakers in de open lucht, met elkaar telt ons gezelschap 10 personen en 12 dieren. Vooral de paarden worden goed verzorgd. Er worden twee touwen parallel op den grond gespannen. Van uit het voorste worden twee einden touw aan den halster van het paard vastgemaakt en met een van de achterhoeven worden de dieren aan het achterste touw gebonden, zóó dat ze zich wel goed kunnen bewegen, maar zich toch niet van de plaats kunnen verwijderen. Met de muildieren wordt minder omslag gemaakt.
Van mijn tent waait de Hollandsche vlag, daarvoor heeft de Consul Benzinger gezorgd, die door zijn reisbureau dit uitstapje geregeld heeft. De vuren worden ontstoken en in het donker van den avond waan ik mij verplaatst in een sprookje uit de „Duizend en Een Nacht.” Mijn reisgenooten verstaan Arabisch, zij vertellen mij dat de bedienden mij beklagen : „Arme Kerel, hij verstaat geen Arabisch.” Zoo’n „arme kerel” wordt ook wel eens, minder hoffelijk, met een ezel vergeleken, zoo