46
hun materieel bestaan, van het bestaan dier duizenden, die eiken morgen opnieuw voor het feit gesteld worden ____zestig centen te verdienen voor een dag levens.
Of minder____
Een vissie van vijftien centen____als weelde-maaltijd
vóór een straf van twee etmalen water en brood en twee etmalen daarbij zonder vrijheid en zonder persoonlijkheid, wegens het drinken van een borrel.
Die borrel is poging, om door de roes het al te zware leed van het leven te vergeten____
Wij hebben rechters noodig, die de nooden van den strijd om ’t bestaan zelf gekend hebben. Mannen uit de practijk des levens.
Geen menschen van ééne bevoorrechte kaste, wier bestaan verzekerd is van de wieg tot het graf.
Het net der juristerij moet eindelijk worden verscheurd.
De eerste morgen.
Tegen den morgen was ik ingeslapen. Maar ik ontwaakte door het steunen van den ex-kellner. Hij praatte zachtjes klagend in zichzelf:
„Waar moet dat heen. Dit is de laatste keer. Als het mij nog eens gebeurt, ga ik naar Hoorn. En mijn arme vrouw dan. Ik naar Hoorn. Als ik maar van dien vervloekten drank af kon komen. Het is geen leven zoo langer____”
Hij lag zachtjes te klagen. Ik kuchte eens, om hem te doen hooren, dat ik wakker was.
„Bent u wakker, mijnheer?”
„ja... ik kan niet meer slapen.”
„Ik heb den heelen nacht geen oog kunnen dicht doen. Ik prakkiseer maar over de toekomst. Ik heb al zooveel boeten gehad. Als ik het bij elkaar had, wat ik al aan boeten betaald heb, zou ik een nieuw zaakkie kunnen koopen... En nou... als ik er nu weer bij word gelapt, dan moet ik naar Hoorn... Naar Hoorn. Tusschen allerlei tuig en geboefte... Ik...”