39
volgens mij, recht zou geven op een Oberkellners-plaats, voor mij op tafel.
„Het is goed water, zuiver, frisch water. U moet niet zonder eten of drinken blijven. Dat ondermijnt het constitutioneel gestel.”
Ik dronk een paar slokken om hem pleizier te doen en ik had een oogenblik het gevoel in een „fideles Gefangniss” te zijn, nu het lot mij al op den eersten dag een ex-kellner uit een voorname sociëteit als dienst-vaardigen vriend had toegezonden.
De boezeroen begon weer te spreken____Hij sprak
nu langzaam, zijn zinnen telkens herhalend, wat hij zeide zoekend en dat rekkend. Gewend aan het gevangenisleven, had hij dit er op gevonden om de verveling te verdrijven. Veel en lang en gerekt te spreken, ten einde den tijd te dooden.
„Die jonge ... jon... ge knul... knul... die ... è die... è, die eieren ... die-je-die ei... e .. .ren ... had... ge... raapt... zeg-ik ... die-e ... die... ei... eren... had... ge...raapt... zoo ... asse... ik zee ... nou... die knul... het... vanne ... de zes ... daaage, zéé-ik, zèèèès da... daage... vier... vi... èr... kouwud ... Daaat... zal... je ge ... beu... ren ... vier... vi... èr vol... Ie ... daaaaage kou ... ud... Enne ... mis ... skiën ... zèèg... ik ... mis ... skiën ... hèt-ie niet, zoo ... asse... ikke... vóór... en ... al... eerder-ie ... d’r... in... kwaam ... zich ... te ... goe... ièm ge ... daan... Ik... ke... heb ... een ... vissie ... ikke ... zeg... een vis... sie... ge ... géten ... vanne vijf... tien ... centen ... van ... ne ... vijf... tien... Neder... land... sche centen... het... was ... ze ... ’n ... skel... vissie... van... die ... der... lei grootte...”
Zeurig en lang sprak hij met uithalen en vechtend tegen den kruipenden tijd, zonder dat hij het zelf wist. Men denkt zoo dikwerf, dat voor deze arme lieden, deze verschoppelingen, deze door allen en ieder voortgejaagde en opgejaagde landloopers, de gevangenis een soort gewenscht onderdak is. Men hoort van ze,