30
makkelijk. En hoe kwam het? Hebben ze het gehoord of hebben ze je verrajen?”
„Neen, ’k heb het geschreven____ in een krant...”
„Mag dat ook niet? D’r staat toch zooveel in de krant.”
„Vraag het ze,” zeg ik lakoniek.
Het is weer stil. Het gaan van den eenen, het komen van den nieuwen man heeft een beetje afleiding gebracht. Even is de verveling verdreven geweest — nu komt ze weer terug. Maar de nieuwe man wil praten, om de verveling te verdrijven en mij is het welkom.
„Wat ben je van beroep?”
„Schrijver.”
„Daarom ben je zeker aan het schrijven in de kranten
gegaan____ Ja, je mot oppassen, als het verbojen is
over de keizer te schrijven mot je het niet doen. Niemand zegt je er nu dankie voor. Ik ben nooit anders hier geweest, dan wegens het drinken.”
„Dan moest je dat ook maar laten.”
„Dat is makkelijk gezegd. Maar ik kan d’r niet van af. Ik ben d’r wel eens van af geweest. Maar ik verval er altoos weer aan. Dat komt ook wel van mijn vak|. Ik ben reiziger in gedestilleerd. Nou, hoe is het hè — ik heb een goed weekloon, veertien guldens vast. Kinderen heb ik niet en ik kan er met mijn vrouw netjes van komen. Maar hoe gaat het. Ik krijg van het huis, waarvoor ik werk, twee gulden daags om te verteren. Als je café-in, café-uit moet gaan, om je offerte te maken, dan moet je wat drinken. Als je het niet koopt, dan zegt de caféhouder al eens gauw, drink een droppie en dan zal je dat toch niet aan een klant weigeren. Nou, als ik nou een heelen dag zaken heb gedaan en ik ga naar huis, dan zijn mijn twee guldens soms niet eens op, maar er zijn ook wel dagen, dat ik er een dubbeltje of een kwartje uit m’n eigen zak moet bijleggen. Want voor een kwartje meer zal je toch geen bestelling laten afspringen. En d’r zijn ge-