24
h drinkkruik, met 15 liter water, van Keulsch aardewerk;
i plaatijzeren toegangsdeur met rond kijkglaasje voor den bewaker.
Onder de vensters Ioopen de pijpen van de warm-waterverwarming. De deur (c) geeft toegang tot de slaapruimte, welke als volgt is ingericht: (zie 2e teeke-ning achterzijde titelpagina).
a en b getraliede matglazen vensters met een reep doorzichtig glas;
c deur van traliewerk, toegang gevende tot de zit-en kerkkluis;
d plaatijzeren kooien van 1 M. breedte en 3 M. lengte. In elk der kooien een harde stroozak, een stoel, een pot de chambre. Een molton deken en een wollen deken, twee lakens, een hoofdkussentje. In elke kooi een electrische schelknop. Boven op elke ijzeren kooi staat een vertind ijzeren waschkommetje, waarin een hoornen kam en een stuk grijze zeep.
Naast de deur van de zitkluis hangt een gedrukt reglement, waarin een aantal bepalingen, behelzende, dat de gevangene zich ordelijk heeft te gedragen, niet mag zingen of fluiten, enz. Om zeven uur moet de gevangene opstaan. Om acht uur krijgt hij ontbijt. Om een uur warm eten. Om zeven uur avondmaal. Om negen uur gaat hij naar bed.
Ik sta op en loop de kluis eens rond. In een der kastjes bevindt zich een boek. Het is een beduimelde, oude, sentimenteele roman, „De houten Lepel”, Zweed-sche novelle van Oom Adam (dr. C. A. Wetterbergh), schrijver van „Haat en Liefde”, enz. Een prentje met een sentimenteel afscheid van een jongeling in uniform, van een meisje, ergens in een bergstreek. Ik tracht een paar bladzijden te lezen, maar leg daarna het boek ter zijde. Dan verveel ik mij nog maar liever zonder boek. Want hoewel ik hier nauwelijks drie uren ben, verveel ik mij al. In de gevangenis hangt de sfeer