Op water en brood

Titel
Op water en brood

Jaar
1916

Pagina's
198



17

„Neen, nooit te voren bestraft.”

„Tien dagen voor vijftig gulden____ Nou, dan ver

dien je eiken dag vijf gulden.”

„Twee knaak____da’s niet mis,” zei de andere man.

Het was een oogenblik stil. Het boerenjongetje ging weer met zijn vlasblond hoofd op het wollen omslag-doekje op tafel liggen. Hij rilde.

„Ik ben zoo koud,” zei hij.

,,’t Wordt al koud. Maar voor 1 November wordt niet gestookt. Dan komt er eerst warm water in de buizen.”

„En anders al zou ’t vriezen, dat je er stijf van werd, dan zouen ze je in de kou laten crepeeren.”

„Daar hebben zullie geen last van, van de kou. Ze zitten lekker achter de kachel, de dienaars van Hare Magerheid de Gerechtigheid.”

Zoo „gééstig” was ik en deze „geestigheid” sloeg in bij de „kameraden”.

„Zeg dat wel, „Magerheid”, kameraad. Mager laat ze je genogt, ze laat je als te veel mager. Ik zit vandaag mijn tweeden dag koud. En die daar (wijzend op den boerenjongen) is er het leelijkste aan toe. Die hebben ze twee boeten gegeven, die hij achter mekaar heeft af te zitten... Dat is telkens drie dagen, waarvan de twee eersten koud” (d. i. water en droog brood).

„Ik ben zoo koud,” zei de blonde boerenjongen weer rillend.

„Wat heb je gedaan?”

„Ikke?”

Hij keek mij wantrouwend aan, onderzocht toen met de oogen bij de twee anderen of hij zou antwoorden.

„Nou, waarom hebben die schoeljes jou zes dagen gegeven?”

Het woord „schoeljes” had de gewenschte uitwerking.

„Ik heb tien eendeneieren geraapt op een land.”

„En heb je ze verkocht?”

2

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.