Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



74

moede, het rekken van ’t ellendig leven dier onterfden, was grondtoon van alle verhalen.

„Nou Piet, ga je d’r niet op uit?” vroeg vrouw Verbrugge.

„Ja Piet, mot je nog niet een paar meissies an je hart sluite...” „’k Ben net van plan te gaan,” zei Piet. „Maar nou moest je eens braaf zijn voor een oud, alleenstaand man. Lach nou is niet en strijk m’n hoed een beetje op.”

„Man, je kiep is ommers fijn.”

,,’t Is een goeie hoed. Maar geef ’m nou is een streekkie. As Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin, zetelend in de vorstelijke residentie ’s Gravenhage, aan haar gehoorzame onderdaan zijn eerbiedig verzoek om vijf-en-twintig Nederlandsche guldens wil toestaan, zal ik de zon van mij laten afschijnen en je zult geen cent aan mij te kort komme. Want ik ben eerlijk als goud. In Amsterdam liep ik en ik had nog een daalder in mijn zak ën ik wou een broek koopen. ’k Had hem hard noodig. Maar ’k had het geld al in mijn hand, toen ik zei: Nee, laat ik het de man geven, die er recht op heeft en ik heb mijn schuld betaald en ik heb mijn ouwe broek zelf nog maar weer eens opgelapt en ’m strak getrokken boven de wasem van de waterketel...”

„Dat ’s niks bijzonders. Wij betale allemaal onze schuld. Dat ’s je plicht. D’r is hier niemand, die niet betaalt, als-ie ken'...” riep de baas uit ’t voorkamertje.

„Als-ie ken. Daar zeg je een groot woord, meester. Als-ie ken. Maar nou vraag ik, wie ken...”

Piet met zijn grove, oude, groote handen, zijn deftig gesproken woorden door wijde kring-gebaren in de lucht onderstreepend, keek met zijn korstige, zeere oogen naar den hoogen hoed, die door vrouw Verbrugge werd opgestreken met het strijkijzer.

„Zoo, wat zeg je er nou van ?”

„God zal het je beloonen, vrouw Verbrugge, ik kan het niet. En nou ga ’k nog eens zien, of de meissies me wille.”

Hij zette zijn cvlinderhoed voorzichtig op en ging het gangetje in naar buiten.

„De man schijnt niet veel trek te hebben vandaag.”

„’t Zal zijn Zondag zijn. Is ’t niet mannetje, heb je vandaag geen Zondag ?”

Ik hield mij doof, bleef voor mij uitstaren.

„Hij hoort je niet. Zijn harssens zijn telkens weg. ’t Is zonde van ’m.”

„Wil je wel geloove, juffrouw, dat as je die stumper nou eens goed waschte en je gaf ’m een fatsoendelijke jas aan en een mooie zijje doek om zijn hals of een heeren-boordje, en je zou ’m is naar een barbier brenge, dat ie dan nog niet zoo kwaad ’r uit zou zien...”

„Ja mensch, dat doet de arremoei. Kijk nou vandaag de manne is as ze thuis komme en kijk ze morge is, as ze d’r schoone bulle an hebben. En as je nou van de rijkdom wat wil hebbe, mot je fatsoen-delijk voor den dag komme. As je je goeie goed an doet en je ziet er netjes uit...”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.