Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



73

anders voel ik mij nog gezond. Dat is waar. Maar de meissies aan de deuren hebben geen schik meer in me, zooals vroeger. En daarvan most ik ’t hebben...”

„Nou Piet, ik heb nog wel schik in je,” schertste de waardin, die al weer goed was geworden.

De twee vrouwen begonnen op de strijkplank het goed te strijken.

„Is dat nou ’t nieuwe boezeroentje van de Stomp al ?”

„Ja mensch.”

„Dat ’s ook gauw op. Hij hèt het drie maanden gelejen voor acht stuivers gekocht en nou is ’t al an de mouw versleten.”

„Ja, ’k mot het verstellen. Nou, ’k heb nog de andere mouw, die ’r afgeknipt is. ’t Is nog voordeelig ook, as je maar een arm hebt.”

„Voor dat ja. Maar om, zal ’k maar zeggen, ’t meelij van de rijkdom op te wekken, geeft het niks meer. De menschen kijken er niet meer naar, of je gebrekkig bent of niet. Eergisteren heb ik vrouw Schoove gesproke; die loopt nou met een blinde man. Maar as je die ’r over hoorde. Ze ken geen droog brood met ’m ophale. En die stumper is echt blind hoor. Je hebt ’r, die zich maar d’r voor uitgeve. Maar die stakkerd is ’t. „Vrouw Verbrugge,” zeit ze tegen mij, „het menschdom is zoo slecht geworde, dat ze kepleet om een ongelukkig mensch lachen, ’k Loop met mijn stakkerd van de morgen tot de nacht op straat, maar ik haal niks op. Zóó erg as ’t tegenwoordig is, is ’t nooit geweest. Ze denke allemaal, dat je ze vem...t. ’k Loop nou de heele week al in de Haag. En ik heb nog niet genoeg om mijn reis naar Amsterdam te betalen. Maar als ik dat bij mekaar heb, gaan ik weer terug. Want Amsterdam mag je al ’r is voor een week afgeloo-pen zijn, zoo slecht is je dag niet of je hebt ten minste je hap warm eten. Maar ze kenne hier in de Haag met mekaar de stuipe krijge. Vergulde armoei...”

„Maar dat wèf van Schoove, vrouw Verbrugge, je mot me niet kwalijk neme, dat ik ’t je zeg, is ook zoo’n rare. Ze hèt nog altijd d’r grootsch hart van toen ze bij de rijkdom diende. Toen had je d’r motte kenne. ’k Heb ’t wel gezien mensch, dat ze, as ze Zondags d’r moeder kwam bezoeken bij ons in ’t A B C straatje, dan had ze een bros an met echte diamanten en ze had twee koffers met linnengoed. Toen ze met Schoove trouwde, waren d’r vier rijtuige met twee paarde achter de bruidskoets en d’r volk is allemaal op de bruiloft geweest en ze kreeg een magonie-linnenkast van Boesch, de groote meubelmaker...”

De twee vrouwen waren al pratend bezig aan ’t strijken van ’t linnengoed voor de gasten en de familie. Ik zat te luisteren, maar zoo stil en zoo schijnbaar-idioot, dat zij mij als niet aanwezig beschouwden. Twee uur duurde het strijken der vrouwen. En in dez« twee uur vernam ik, zonder vragen, zonder eenig officieel vertoon, dat dit soort menschen leidt tot zich aanstellen, tot overdrijven en tot onwaarheid spreken, véél waarheid over de beroepsbedelaars, de kleine straatventers, de straatmuzikanten. En er was in haar wederzijdsche verhalen niet éénmaal sprake van welvaart, zij het Ook geringe. De één na den ander ging over de tong. Maar de gore, drukkende ar-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.