Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



7 2

rige hoed met mijn boutjes opstrijken! ’k Sla ’m net zoo lief met de bouten in zijn gezicht.”

De waard kwam uit het voorkamertje op het rumoer van de stemmen der vrouwen aan.

„Wat was dat?” vroeg hij, gemelijk van ’t morgendutje, dat hij gedaan had.

„Je lozée was zijn fantasietje an ’t opstrijken met mijn ijzers,” zeide de waardin ironisch.

„As je ’t mij nog is lastig maakt, gooi ik je de straat op. Wat wou jij? Poffen en dan nog drukte...”

„Wat doe ik nou ? Man, wees niet opstaanderig,” zei Piet, in den ingang van de keuken verschijnend met zijn ouden, vaalrooden, vet-tigen hoogen hoed in de hand en er als liefkoozend over strijkend met zijn mouw.

„Opstaanderig? Jij hent opstaanderig. ’k Heb altijd gebliksem met die hoed van jou. Die leelijke modderkiep! Draag jij maar net een pet zooals wij hoor. Met je afgelegde dominee op je krabbekop. Mijnheer poft en mijnheer draagt een hooge zijje...”

„Ik kom niet an de bout. Ik hou ’m maar boven ’t fornuis, omdat ie me wat rijkelijk wijd wordt.”

„Doe dan een pet op je boterhoofd. Je bent ommers toch nooit wat anders geweest dan een loontrekkende dienstknecht van je heer. Mot jij dan hier tusschen ons de heer zijn... ?”

„Ja Piet, as je nou weet, dat de baas ’t land an je hoed heeft, waarom hou je ’m dan op...?” zei Jantje’s moeder verzachtend en vredestichtend.

„’k Heb geen hekel an de hoed. ’k Heb alleen maar ’t land, dat-ie de heer uithangt met z’n tafelronde om z’n l...zebos en mijn niet betaalt...”

„Klaag ik dan er over, dat je mij maant?” vroeg Piet deemoedig, „’k Zeg toch altijd, dat je best voor mij bent. Zoodra ik betalen kan, ben jij de eerste. Als het Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin, behagen mag, me op mijn rekest vijf-en-twintig gulden te verschaffen, dan betaal ik alles en ik ben meteen voor de winter gered. Dan ga ik naar mijn negorij terug en ik zeg: Me voila, en ik kook mijn eigen potje en zet mijn eigen aardappels te vuur en laten ze mij dan maar met rust laten, want dan ben ik bon-af. Ik heb de pam-piertjes al naar de geëerbiedigde Majesteit van de Koningin loopen en dat is nou mijn hoop...”

Hij was sprekend voor de kachel gaan staan en hield zijn oude, grove, groote handen, waar de aderen dik op gezwollen lagen als blauwe wormen, roosterend er boven.

„Ja, jij eet uit de schatkist van ’t majestatisch gouvernement. Dat doe je liever dan te gaan werken as een ander mensch.”

„Ik kan niet meer mee. ’k Ben op. ’k Ben te oud!” verdedigde Piet. „Een man van in de zeventig kan niet meer mee.”

„Dan zou ik ook maar niet meer zoo vr...ten. Maar jij bezondigt je. Je bent fiksch en recht van lijf en leeje. Je mankeert niks...”

„’k Zal mij niet bezondige. Alleen mijn oogen gaan achteruit. Maar

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.