Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



65

dadelijk de dokter roepe, want die doet toch niks anders dan je lèf schoon laten loopen.” „Nou,” zeit-ie, „had ’t maar gedaan, want t was noodig.”

En hij gaat d’r onderzoeken op d’r nakende lèf met, ik zal maar zegge, zoo’n doovehoorn en hij zeit: „Je vrouw mot morgen naar ’t gasthuis,” en toen zeg ik net zoo pardoes tegen ’m in: „Mijn vrouw gaat morgen niet naar ’t gasthuis en wat ze noodig heit, zal ze hier hebben, al mot ik ’r alles voor achter de schuine deur brengen.”

Nou, hij keek me an en zee: „’t Is voor je bestwil man,” en ik zeg weer net zoo : „Dag-ie nou, dat ik me vrouw onder me ooge laat weghalen, om dan d’r niet meer te zien of op bezoek-uur. Dan mag-ie komme met een paar appels en je ziet d’r even en je vraagt hoe gaat het en je gaat weer weg. Dankie...”

Ze is drie dagen ziek geweest. En ze heit alles gehad hoor, tot druive en wijn toe. ’k Heb zelf nog een pintje wijn voor d’r gehaald, op de laatste middag. Maar ’s namiddags hoor, tegen donker, daar begon ze te hijgen en ze riep om mij en om.d’r dokter en tegen mijn zeit ze: „Je bent een beste man geweest en ’t zal jou nooit kwaad kenne gaan in de wereld,” en ze wil nog wat tegen d’r dochter zeggen en meteen valt ze naar achtere en d’r oogen gaan dicht, dat dee ze nog zelf en ze was weg.”

„En wat heit ze gemankeerd?”

„Ja, dat weten de dokters zelf niet. Hij zei nog wel tegen me : „Je had me een maand eerder motte roepe,” maar toen zag ik al dat ie ’r nou heelemaal geen kijk op had, want voor een maand was ze zoo kwiek as ze maar kon zijn. Of ze ’t nou onder d’r leeje het gehad en mijn niet gezegd, dat kan ook zijn, want zoo’n karakter had ze wel over zich, maar an ’t lijk zou je dat niet zeggen, want ze was net zoo blank als een duif en op d’r heele lijf geen spikkeltje ter grootte van dat en d’r gezicht zei ook niks van pijn of zoo. ’t Was temet net of ze was weggewandeld van me zij... En nou heb ik mijn dochter thuis en ik ben benauwd, dat ’r ’tzelfde van zal komen. Dat is wat, man, twee dooien in een half jaar tijds. Je bent alleenig, je krijg je verzorging niet op tijd en je bent te sikkeneurig om d’r op uit te gaan met je kist.”

„Nou, je kist zit anders mooi vol.”

„Dat zit-ie, ja, wat dat betreft, mag ik niet klagen. D’r binnen d’r weinig, die zoo’n kist hebben als ik. Maar de verdienste geeft niks, als je zieke thuis hebt... En je bent dan zelf nog de duurste, want met al die wissewassies buiten de deur, die je eet, omdat je binnenshuis je bekomst niet krijg, gooi je een mud centen uit ’t raam.”

’t Eten was klaar. Ieder kreeg een grooten schotel aardappelen met uien en middenin in een kuiltje, dat in ’t eten was gemaakt, dreef een scheut olie-achtig gesmolten paardevet.

„Man, eet je weer niet? Maar hoe hou je ’t uit?”

„Maagziekte,” zei ’k weer lakonisch.

„Dan mot je is naar de dokter gaan. Je zal nog is van de beenen slaan.”

5

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.