Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



58

Jantje was geheel mistroostig. Hij voelde zich schuldbewust. „Wel, Jantje, moed gehouden. De eene dag zegt de andere niet...” ,,U heeft uw geld er voor uitgegeven. Maar gaat u nu nog eens mee, ik weet ergens een dienstmeid en die is heel goed. Als die niets geeft, dan geeft niemand meer wat.”

Wij liepen naar een villa-park. De deur van een villa stond open en een dik, gezond blozend dienstmeisje was bezig aan ’t dweilen van de stoep.

Ik bleef aan ’t hek staan en Jantje ging met mijn reclame-plaat naar heur toe.

Zij las het, keek mii aan. En uit die goede, open oogen straalde medelijden. Zij haalde haar portemonnaie uit den zak, gaf Jantje wat. „Moet u geen gedichies? Hij maakt ze zoo maar.”

„Nee hoor. Sinterklaas rijdt bij mij niet.”

En zij ging voort met schrobben.

Jantje gaf mij de drie centen, die hij ontvangen had. Hij keek opgewekter en toen ik voortstrompelde, zeide hij :

„Nou, de morgen zegt de middag niet. Misschien komen wij nog wel met een gulden thuis.”

Ietwat verder stond een villa geheel eenzaam. Jantje liep ’t hek binnen, klom een hooge stoep op, schelde aan. Hij gaf ’t dienstmeisje de calligraphie. Zij las het opschrift, keek eens naar mij, ging naar boven. Na vijf minuten kwam zij terug.

„Niet noodig. Maar hier heb je wat.”

Jantje liep vlug naar mij toe.

„Al weer vijf cent. Nou, as ’t nou eens zóó doorging hè? Wat zouwen wij dan een goeien dag maken.”

Wij verlieten het villa-park, sloegen een zijweg in.

„O, daar wonen ook goeie menschen. Gaat u maar mee.”

Boven uit een villa wenkte een oude dame ons, dat wij om den hoex moesten aanschellen. De deur ging open. Een geur van bradend vleesch kwam ons tegemoet. Een Duitsch keukenmeisje kwam naar voren, keek verwonderd op mijn reclame-billet.

„Ich kann es nicht lesen,” zeide zij.

’k Antwoordde haar in ’t Duitsch, zeide haar, dat de dame boven ons gewenkt had.

Zij nam mijn reclame, ging er mee naar boven. Wij bleven' in de gang staan en konden schuin in de keuken zien.

„’t Ruikt hier lekker hè?” vroeg Jantje.

„Nou, öf het!”

„Zou u ook wel zoo’n groot stuk vleesch lusten ? En ziet ’r is, daar leit een kip en een mand vol eieren, ’t Zijn zeker schatrijke menschen hè? Heeft u wel is kip gegeten?”

„Tweemaal,” zei ik snoevend.

„Is het lekker? Hoe smaakt kip?”

„Nou, as heel malsch paardevleesch van een jong paard, maar nog lekkerder.”

„Hè, as ik nou hier is mocht meeëten en u ook en dan zoo’n kip en zoo’n biefstuk!” fantaseerde Jantje.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.