Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



43

die ’t verhaal had gedaan. „Enne,” ging ze voort, terwijl de vrouw van den orgeldraaier aan een tafeltje in een hoek ging zitten, dicht voorover met de hand aan ’t voorhoofd, „enne we hadde allemaal .suikeT in de koffie hoor en ’s middags as de Schele ’t eten wegge-haald had bij ’t wèf, kwam-ie ’t in de straat brengen en wie ge-sjochte was kreeg het voor niks; mensch, stukke vleesch as me vuist d’r in en ’s Woensdags had ik een klapstuk van een half pond, uit d’r soep zie je, want ze vrat ’s Woensdags soep en gaf ’t vleesch er uit an de Schele en dan zee die Schele: Moeder de vrouw cheef mijn nu maar ’n lekker happie, want ik wor opgeleid voor de blauw knoop... En dan dronk-ie een glas klare bij me — ’k had altijd een flessie voor ’m staan van zeven stuivers en daar schonk ik ’m een maand van en dan dronk me man soms nog mee, maar die dronk niet veel, want na die beroerte heit de dokter ’t ’m verbooie en de meester zei ook, as je nog meer drinkt, is ’t je dood. Nou, me man vrat liever ’t vleesch en ik kookte ’r nog eerst met een paar beentjes een lekker soeppie uit...”

Ik weet niet Mevrouw, of gij dit lezen zult. Ik hoop, dat gij deze, schier stenografisch weergegeven woorden onder de oogen zult krijgen en ze zelve zult herkennen. Want ’t zal u aansporen dóór te gaan met uw goeddoen, ondanks het schijnbaar bedrog. Want kwamen uw gaven niet toch ten slotte bij hen, die gebrek hadden? De weg van het goede is een kronkelweg. Dikwerf gebruikt het goede het kwade als instrument. Laat u nooit ontmoedigen in ’t weldoen. Doe wel en zie niet om. Neen, doe wel en zie toe! Uw aalmoes dwaalt niet.

Het werd later. De vier mannen zetten zich om een tafeltje en begonnen te kaarten. De orgeldraaier ging met zijn zesjarig zoontje domino spelen. Het kind hield de hand voor de steenen, zijn vader wantrouwend, deed zetten, bracht zijn vader'in ’t nauw. Opeens wierp het kind zijn vader de steenen in ’t gezicht.

„Nee, dat doe ’k niet. Je vern...kt me. Dat ’s gemeen.”

„Hoor je die,” zei de orgeldraaier, niet in ’t minst boos, trotsch op zijn vlug kind.

„’t Is om er eng van te worden, ’t Is compleet een groot mensch, die jongen,” zei een der venters.

„Hij ’s wijzer as ’n groot mensch,” roemde de vader.

„Nou, mot je dan valsch spelen? ’k Sla je net zoo lief om je bob-bekop,” zei ’t jongske tegen zijn vader.

„Hoor je ’m,” roemde de vader lachend.

„’t Is me d’r eentje,” zei een der vrouwen, goedkeurend met t hoofd knikkend.

„En as-ie ’t me nog is lapt, neem ik een mes en steek ’m dood door zijn lenden,” zei ’t knaapje, aangemoedigd, steeds brutaler.

„Nou (vloek) naar je bed. Mot jij tegen je eigen vader opstaan!”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.