Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



32

was nu donker geworden in de gelagkamer en alleen de roode gloed van de groote kachel gaf wat ros schijnsel. Het was bedompt-warm in de gelagkamer. En nu kwam uit de keuken een dikke, vettige walm aanstinken. Ik hoorde het sissen van vet in een pan.

„Vraag ’r is of de man ook eten mot hebben,” riep de waardin . van achter.

„Man, mot je ook meeëten ?” vroeg ’t meisje.

„Hoeveel kost het ?” vroeg ik.

„Vijftien centen.”

Ik stemde toe.

In den grauwen schemer zag ik Piet binnenkomen, den gepo-lijsten man.

„Middag saam,” zei hij, zijn hoogen hoed dadelijk afnemend en hem voor de kachel houdend.

„Dat is nou de pest voor je goed,” zei hij, den hoed warmend. „Al de vochtigheid slaat in de zij en als je niet d’r voor zorgde, zou je meer verlies hebben aan je goed dan verdienste.”

Hij streek nu met zijn mouw den hoogen zijden hoed voorzichtig glad, hing dien daarna hoog op aan een spijker tegen de binnenzijde van de trap, die naar de slaapruimten boven voerde.

Het werd nu stikkend benauwd in de kamer. De gasten bleven aanloopen. Alle tafeltjes waren bezet. De menschen kwamen als vale, donkere schaduwen binnen, gingen zwijgend zitten. En alleen tegenover mijn tafel aan den anderen wand zag ik het ros-verlichte gelaat van „de Stomp” met het zeere oog en den wanstaltigen nek op den ineengeschrompelden romp. Tegenover hem aan het tafeltje zat een man, die een pet met een koperen plaat op had. Een besteller.

’t Werd zoo benauwd en rookerig in de kamer,'dat mijn oogen en mijn keel pijn gingen doen. Het was stil in de gelagkamer. De menschen, moe van ’t dagwerk, waren in afwachting van ’t eten.

„’k Zal ’r maar eens licht in brengen,” zei een van de gestalten. En hij stak de petroleum-lamp op.

De gelagkamer was wazig van den rook, die uit de keuken kwam. Die de lamp had aangestoken, was een jonge man, breed van schouders, met een helder blauw- en wit gestreept boezeroen aan en onder den kraag een zijden dasje, dat onder de kin met een wat zwierige plooi was gestrikt.

„Wat eten we van middag?” vroeg Piet, de gepolijste man, die vlak achter mij zat aan een afzonderlijk tafeltje.

„Als ’t steenen waren, zou je ze er nog instoppen.”

„Ja, ’k wou, dat ik Piet zijn maag had,” zei een man met ouwelijke trekken, een geel, gladgeschoren gelaat en grijzend haar aan de slapen.

„Zoo, heb jij dan over je maag te klagen ?” vroeg Piet.

„Ja, ’t is mij soms net of die heele boel van binnen sanjentreku Ik heb in alles trek en ken niks eten.”

„Dat ’s voordeelig,” zei de besteller. Hij sprak diep in de keel.

?,’k Gun jou ’t voordeel.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.