Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



24

op de kachel. De lange, oude man met den zwarten baard stond haar in den weg.

„Als je niet opbl...semt, sla ik je met de ketel om je harsens. Mot je er nog dichter opkruipen? Jij staat een mensch nou altijd in de weg.”

„Wel moeder, zeg het dan, zeg het dan,” zei de lange man, nederig terzij gaande. Hij liep naar den stoel naast mij en ging daar zitten:

Ik keek hem aan, herkende hem. Hij is een bekend straattype. Een journalist wijdde aan hem eens een schets. Dat was een humoristische schets. Dat was een schets, waarom de menschen lachen. Xoemde hij hem niet den gepolijsten man ? Den man met de eeuwige jeugd ? Ja, terwijl ik hem aanzag, herinnerde ik mij zijn beschrijving. Hij is een bekend Utrechtsch straattype. Hij draagt onveranderlijk een hoogen hoed, een zwarte jas, een zwarte broek, altijd glimmend gepoetste schoenen. In een klein, met koperbeslag versierd kistje bewaart hij zijn koopwaar, haarolie, schoensmeer en haarverf. Ik meen dat die journalist indertijd het vraagstuk heeft opgeworpen, of zijn zwarte hoed, zijn zwart boord en zijn zwarte schoenen niet gepolijst werden met dezelfde stof.

Er is een humor, een grappig-zijn, die niet anders is dan wreedheid te goeder trouw. De humoristische schets van een journalist heeft dezen man tot een type gemaakt, waarom het publiek gelachen heeft. En lachend heeft het den schrijnenden ernst vergeten, die achter dien humor school. Er is een lach, die verteedert, en er is ook een, die verruwt.

„Mot je geen brood hebben bij je koffie, man ?” vroeg mij de oude vrouw aan ’t raam.

„Nein, mijn m, m, magen niet...”

Ik wees op mijn maag en zette een pijnlijk gezicht.

„Stumperd,” zei de vrouw, voortgaande met het winden van de papieren sterren om de ijzerdraadjes.

Het werd wat lichter in de gelagkamer. Het weer helderde op. En langzamerhand zag ik de gasten weggaan.

’t Eerst ging de orgeldraaier met zijn vrouw en het kind. Toen volgden een harmonica-speler en zijn vrouw. Daarna een oude man, maar nog stder in de grove, bultige schouders, die naar voren omkromden, als het lichaam van een sterken man, die een last draagt. Hij zakte even in op de knieën, met den rug staande naar een tafeltje en sloeg een breeden riem om den rechterschouder, stond dan weer recht. Op zijn rug hing een donkere kist. Wat het was, kon ik niet zien.

„Nou Jan, hier zijn ze. Twintig stuivers hoor. Doe nou je best.” „Ze willen niet,” zei het bleeke knaapje, bezorgd kijkend in een groote bruine doos van bordpapier, waarin de roode en paarse lamprozen waren gelegd. Hij nam de doos aan een band traag om den arm en ging sluik de deur uit.

Het spichtig opgeschoten meisje, met fletse wangen en vale oogen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.