Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



22

maar daar geven ze je tegenwoordig niks meer voor ’n horloge. Horloges zijn niks meer waard, ’t Mijne had mijn vader drie-en-tv.in:ig vijf gekost.”

„Drie-en-twintig vijf?”

„Ja, ’t was een prachtstuk.”

„Dat was het zeker.”

„Als je dat zag. Een dubbele zilveren kast erom en Ioopen as het deed. Je kon de Dom er naar regelen. Nooit een mankement. Zóó maken ze ze tegenwoordig niet meer. Maar zie je, ’t was ouwer-wetsch. Ze willen geen zilveren cylinders meer. De rijkste lui drag n ze nou van metaal.”

„Motte jelui niet op! ’t Is al half acht. ’t Is een schandaal om zoolang in je nest te lurken,” riep van beneden een vrouwe-stem.

„Allemachtig, half acht. Dat is nou met ’t korten van de dagen. Dat bedriegt je. ’t Is nog donker.”

De ander keek omhoog, door het koekoekraampje, waar een vaal daglicht begon te schemeren.

„’t Is weer dreinerig in de lucht. God geef, dat het niet gaat regenen. Ik kan waarachtig geen dag verdienste missen. En ’k mot mijn vrouw van de week nog twee kwartjes sturen voor de huur.” „Dat is een ding om op te brengen.”

„Daar sla je ’m op den kop. Wat zal je ’r aan doen ? Je ken toch niet altijd in Amsterdam blijven hangen. Je mot er toch eens uit om je klantjes op te gaan zoeken.”

„Gaat het hier nogal?”

„Geen cent. ’k Heb gisteren acht uur an één stuk gewerkt. Ik kon niet meer. En ’k had net acht stuivers ontvangst. Als daar je slapen en je eten af is, wat hou je dan over ?”

„Daar mot bij, Verbrugge.”

„Of er bij mot; maar ik vraag je waarvan ? ’k Beef van angst, als ik aan den winter denk. Zooas nou heb ik er nog nooit voorgestaan. ’t Is niet meer te doen. En als je dan d’r maar gezond bij bleef. Maar je wor ouder. Ik wil het wel weten, ik ken somtijds niet meer voort. Altijd dat water in mijn heup. Hier zie je, daar zit het ’m. Jij weet nou nogal is wat van de geneeskunst Piet, wat mot ik daar nou an doen ?”

„Ja, daar mot ik eerst eens over prakkiseeren. Zie je, je hebt water op je heup, dat niks anders is dan tocht en je hebt water op je heup, dat komt van te veel vet eten.”

„Nou, dan mot het mijne wel van de tocht zijn. Want vet krijg ik er niet te veel in, Piet.”

„’t Mot je niet zeggen. De één is de ander niet. Jij zal het krijgen van een ons vet en een ander krijgt het niet, al slaat-ie een heel varken er in. Maar ga nou heen en neem een wollen lap en haal die door je water en laat het drogen op een kachel en die ’s avonds er warm op en draag die een week...”

De twee mannen, zoo sprekende, kleedden zich onderwijl aan en gingen toen, altijd nog sprekend, naar beneden.

Ik hoorde nu de twee kinderen in ’t bed vóór weer spreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.