Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



IV.

Woensdag 22 November. Midden in den nacht ontwaakte ik. Het vrouwtje in het bed tegenover mij was weder aan ’t kreunen en in zich zelve spreken. Ik hoorde haar centen tellen. ,,Dat is vijf-en-twintig. Hier nog een halffie. Wat is dat? Is dat een halve gulden ? Hoe kom ik aan een halve gulden ? Nee, ’t is een vierduitstuk. Dat wist ik ook wel, dat ik geen halve gulden had gekregen. Ze geven geen halve guldens, ’t Zou ze wat hinderen, als ze ze wel gaven. Maar de rijksten zijn de gierigsten. Ze zitten gebakken aan d’r centen. Waarom? Ze kunnen toch niks meenemen in d’r graf. Och, och, lag ik er maar in. Waarom leef ik ? Wat heb ik aan mijn leven ? ’k Wou dat ze me morgen dood op mijn bed vonden. O God, waarom laat je mij niet sterven ? Wat doe ik hier ? Schooien langs de huizen. Overal gooien ze de deur dicht. „Nee vrouwtje.” „Nee vrouwtjelief.” „Wij geven niet aan de deur, vrouwtje.” ’k Wou dat ze .stikten met d’r vrouwtje en vrouwtjelief. Wat heb je aan die stroopsmeerderij ? Daar heb je toch niks aan. Kan je daar je logement van betalen? En je aardappels?...”

Zij bleef zuchtend en woelend liggen en sprak nu onverstaanbaar. Ik keerde mij om in ’t bed.

„De nieuwe man is ook wakker. Die slaapt weinig. Ook een stumper. Net zoo’n stumper als ik ben. Er zijn wat stumpers op de wereld. Hij is er nog gebrekkig bij. Zou-ie nog een vader hebben en een moeder? ’t Is een schande van ouders om zoo d’r kinderen te verlaten. Ach God, ach God...”

De kreun-zinnetjes kwijnden krakerig weg op ’t hol-stille zoldertje, waar de zware ronken van de slapers regelmatig rochelden. Mijn oogen deden pijn door ’t staren in de lampvlam van ’t licht onder de koekoek. Ik sloot ze, sluimerde weer in.

Ik werd door ’t rumoer der ópstaande menschen gewekt.

„Hoe laat is het?” vroeg een lange grofgebouwde man aan een anderen langen man met een zwarten baard.

„’t Is nog donker aan de lucht, ’t Zal bij vijven wezen.”

„Heb je geen horloge meer, Piet?”

„Nee, dat heb ik verkocht voor zes guldens.”

„Dat mooie horloge?”

„Ja, ’t most. ’k Wou het eerst achter de schuine deur brengen,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.