Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



„Dat lieg je. Dat zei je niet. Anders zou ik het wel gehoord hebben. En mot dat kind daar nou de heele ochtend zoo zitten ?”

„Nou, poets dan zijn schoenen.”

De man bukte zich, beurde een schoen op, die onder de tafel stond.

„Kijk die schoen nou eens (vloek) vol (vloek) modder zitten (vloek). Heb jij die (vloek) jongen gisteren nou toch (vloek) uit laten gaan (vloek).”

„Dan mot jij maar op ’m letten. Ik heb niks meer over ’m te zeggen. Hij regeert compleet een mensch. ’k Kan ’m toch niet de heele dag thuis houwen.”

„Ken je dat niet (vloek) ? Dan ken je zelf zijn schoenen ook wel poetsen (vloek). Mot ik de schoenen poetsen, als jij ze smerig laat maken ?”

„Nou, ’t is toch jouw kind.”

„Ja, dat hoef je me niet te zeggen...... Om jouw kinderen maal

je niet. Jij hebt ’m zijn schoenen smerig laten loopen. Nou ken je ze ook zelf poetsen.”

Het kind zat tijdens het gekibbel stil op zijn stoel en speelde met een leeg lucifersdoosje. De man gooide het kinderschoentje weg en nam een mansschoen op, dien hij met een borsteltje begon in te smeren.

„’t Is weer dreinerig in de lucht,” zei hij, opkijkend, „’t Is vervloekt dreinerig. Als het regent, krijgen ze me vandaag niet an 't draaien, ’t Regent al. Ik draai niet.”

„Je hebt er, die draaien of ’t regent of niet,” mummelde een oude man, die voor de kachel een zakdoek droogde, dien hij in ’t keukentje had uitgewasschen.

„Wat wordt er dan van je goed? Dan wordt er derrie van. En je heb meer kosten, dan je ophaalt. Ze zijn toch al zoo scheutig. Alles gaat an de kerk. Daar hebben we ook orgels, denken ze. (vloek) Heb je ze gisteren weer naar de kerk zien tippelen ? ’t Was zeker weer zoo’n stuk feestdag, ’k Zou ze allemaal wel de nek willen breken met d’r orgels in de kerk. Ze worden er zóq verlekkerd, dat ze naar je mooiste orgel op straat niet meer hooren.”

„Je mot piano-orgels hebben tegenwoordig,” zei snugger en vlug een man, die met zijn hoekigen kop, baardeloos gelaat, met lijnen als in hout gekerfd, tegen den binnenkant van de trap zat.

„Man, waar wou jij nou je kop in steken,” zei de orgeldraaier, den schoenborstel hoog voor zich uit houdend, zich half omdraaiend naar den man met de houten stroeve gezichtslijnen. „Ben jij muzikant?”

„Nee, dat ben ik niet.”

„Nou, spreek dan niet mee, als je d’r geen verstand van hebt. Ik zeg je, dat ’r aan de orgels geen droog brood meer te verdienen is. Daar heb je nou Dries de Haan. Die hèt een orgel in Amsterdam rondgekrooien, een pracht als je ’t zag. Trompetters d’r van buiten op en poppen met verguldsel en een trommel en een triangel en nog een heele rommel meer. En d’r zat een stukkie muziek in, fijn hoor. Maar dacht jij nou, dat ie ’r wat van had. Geen bliksem...”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.