Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



135

„Wil je niet een stuk hebben?” vroeg ik aan den cither-speler.

Deze kreeg een kleur. „Tanke schön,” zeide hij. De man schaamde zich hier te zijn.

„De belastingbetalers zijn er goed voor,” zei ik aanmoedigend.

Hij lachte flauwtjes en bleef bedrukt zitten.

Terwijl ik at, kwam een agent binnen, gevolgd door vier schamel gekleede jongens onder de twaalf jaar. Zij waren, naar ik vemam, uit Rotterdam naar den Haag geloopen, hadden straatschenderij gepleegd, waren opgepakt en hadden den nacht in de cellen doorgebracht.

„Wil je een stuk brood?” vroeg ik er een. Want ik had slechts honger geveinsd en was al meer dan voldaan.

„Neen, hou jij je brood maar,” zei een der jongens brutaal.

„Mein Mann, mein Mann !” riep een vrouwenstem in de gang. En dadelijk daarna kwam de vrouw van den cither-speler de kamer binnen, de oogen opgezet van ’t weenen en bleek van opwinding. Zij droeg een spoormandje aan den arm en kuste haar man, toen de agent haar naar hem had toegeleid.

Zij spraken zacht tot elkaar. De vrouw keek mij wantrouwend aan.

Zii ging naast hem zitten, opende het spoormandje. Zij haalde er een klein, roeterig gebarsten trekpotje uit, een kommetje, een paar sneden brood met kaas en een stukje worst.

Zij schonk hem een kommetje koffie in. Hij dronk het half leeg, liet het kommetje door haar weer vullen en bood het toen mij aan. Ik bedankte, zeide dat mijn maag slecht was.

Hij deelde daarna broederlijk de boterhammen tusschen haar en mij. Hij zelf kon niet eten, hij was te vol, zei hij. Maar zij drong aan en spoedig zaten wij drieën vrij gemoedelijk te ontbijten.

„Ein fideles Gefangniss!” schertste ik.

De cither-speler begon te lachen.

„Jij bent een vroolijke kameraad. Als wij vrij komen, moeten wij samen gaan reizen. Je moet een ander pakje hebben en dan zal ik je leeren. Zou ik vrij komen?” vroeg hij mij.

„’k Weet niet. Als je dien restauratiehouder hier kunt laten komen en als die borg voor je wou staan.”

„Dat zal hij niet doen.”

„Je vrouw kan het probeeren.”

Zij stond op. Zij zou naar hem toegaan en ’t hem gaan vragen.

De agenten namen van ons al dien tijd weinig notitie. Wij spraken zacht in ’t Duitsch en de vrouw beweerde, dat ze duidelijk kon hooren, dat ik een Poolsch accent had.

Zij ging heen. Wij bleven achter. De cither-speler was weder terneergeslagen.

„Als zij mij over de grenzen zetten, is het niet zoo erg. Zoodra ik in Duitschland ben, verdien ik dadelijk genoeg om mijn mond open te houden. Maar mijn arme vrouw.”

„Maar die zetten ze tegelijk met jou over de grenzen.”

„Neen,” zeide hij dof.

„Maar zij heeft geen middel van bestaan.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.