Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



134

poppen en uw pakje blijven hier. Dat krijgt u weer mee, als u weggaat.”

Ik verliet de kamer, uiterst tevreden over de hoffelijke behandeling, volgde den agent door de gang en werd op een bank in de wachtkamer der agenten geplaatst.

De agenten zaten aan een tafel in de kamer, zindelijk, nieuw, maar ongezellig.

Eén las een brochure, naar ’t mij toescheen. Het was stil en daar ’k mij verveelde, vroeg ik of men voor mij wat te lezen had.

„Neen, wij hebben hier geen boeken.”

„Ook niet voor u?”

„Neen, wie lezen wil, moet zelf zijn boeken meebrengen. Hier aan dit,” zei de agent, die aan ’t lezen was, „heb je niks. ’t Is een aflevering en ’t is midden in.”

Doch niet lang zou ’k mij vervelen. Want ik hoorde loopen in de gang en daar kwam zoo waarlijk de cither-speler in zijn groen Tiroler pakje binnen. De jongen, die zoo „tof” was, naar de dikke waardin had gezegd.

Hij zag er bedremmeld en neergeslagen uit, doch toen hij mij ontwaarde, was zijn blijdschap, een bekend gezicht te ontmoeten, duidelijk merkbaar. Hij gaf mij de hand.

„Wie geht’s ?”

„So ziemlich,” antwoordde ik.

„Aha, dat schorem kent mekaar toch allemaal,” zei een der agenten lachend tot een ander. Ik moest den man gelijk geven.

De cither-speler kwam naast rr ': zitten. Hij vertelde mij, dat hij ’s morgens opstaande, door een politieagent was opgewacht en dat het hem juist als mij gegaan was.

„Het is niet erg voor mij, maar wel voor mijn vrouw. Wij zijn zonder een cent.”

„Maar je hebt toch in een café gespeeld. Vraag of die café-houder hier komt.”

„Die komt toch niet. Maar ’k zal het toch probeeren.”

„Heb je geen cent?”

„Neen, alles is aan de reiskosten opgegaan. Als ik maar een week hier „arbeiten” kon, dan was ik er door. Want ze betalen mij goed.” Wij zaten een poosje stil. De agenten schonken koffie in en begonnen hun ontbijt. Dit bracht mij op ’t denkbeeld om ook een ontbijt te vragen.

„Mijnheer,” zei ik tot een agent, „ik heb vanmorgen niets gegeten. Ik heb honger. Kan ik wat te eten krijgen ?”

„’k Zal eens gaan hooren.”

De agent stond na een poosje op, ging naar de gang, kwam een tien minuten later terug. Hij had een versch half wittebrood onder den arm, legde het voor mij op den hoek der tafel neer en zei: „Daar mannetje, als je er dat in hebt, zul je geen trek meer hebben. En als je drinken wil, daar is de waterleiding.”

Ik bedankte den agent. Deze sneed het brood overdwars door er» ik begon mijn ontbijt op stadskosten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.