Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



132

onderdak, dat zoo goed mogelijk is?” Niet het principe, maar hulp verleenen staat op den voorgrond.

De veldbedden zijn ondoelmatig in alle opzichten. Een zeegrasmatras met een overtrek, dat gewasschen kan worden en een wollen deken eveneens in een waschbaar overtrek, dat de deken geheel insluit, zouden beter aan het doel beantwoorden. En een bankje of stoel bij elk bed.

Dit zijn geen aanmerkingen. Ik waardeer het vele, dat hier reeds-is bereikt. Maar wij moeten er wel van overtuigd zijn, dat wij den armen wat meer schuldig zijn dan het strikt noodzakelijke. Zonder ze te verwennen kan men ze in dezen meer te gemoet komen. Er is een andere, hoogere orde, dan die van het reglement. Het hart heeft redenen, zei Pascal, die het verstand niet begrijpt. En zoo kent het hart ook een orde en een reglement.

Ik strompelde naast den agent voort.

„Nu moest u mij toch eens wat verklaren,” zeide ik tot hem. „Gisteravond heeft de directeur ons in zijn preek gezegd, dat wij de gastvrijheid moeten betrachten jegens den vreemdeling, die binnen onze poorten komt. En nu ben ik een vreemdeling en ik kom binnen de poorten van den Haag, ik vraag de gastvrijheid, ik heb vijf cent betaald en nu word ik ’s morgens vroeg gewekt en de politie leidt mij weg.”

De agent gaf mij een antwoord, dat in al zijn eenvoudigheid gezond en verstandig was.

„Ja, ziet u, de wetten van den Heer en de wetten van de Haag-sche politie kunnen niet altijd samengaan, want we leven onder andere tijdsomstandigheden, ’t Is zeker ongelukkig, als iemand zonder geld in den vreemde staat, maar als wij alle arme vreemdelingen maar hier hielden, dan konden wij wel aan den gang blijven. Er is hier al armoed genoeg van ons eigen.”

Wij liepen langzaam naar het politiebureau.

Het begon zachtjes aan dag te worden. Juist kwamen er eenige agenten uit het bureau en toen ze mij zagen, met de kleurige piassen op mijn borst, kon één zich niet weerhouden te zeggen: „Dat’s nou de eene pias die de andere draagt.” Ik kon mij niet weerhouden te lachen en een ander zei: „Je hebt nog schik in je leven, naar ’t schijnt. Ga daar maar zoo lang op de bank zitten.”

Ik ging in de gang op een bank zitten en werd spoedig daarna binnengeroepen in het bureau aan de straatzijde gelegen. De agent, die mij gehaald had, bleef aan mijn zijde.

„Uw naam?” vroeg een heer in burgerkleeding.

Ik noemde mijn naam.

„Geboren ?”

„Te Warschau 1873.”

„Beroep.”

„Koopman.”

„Welke middelen van bestaan?”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.