Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



109

door de andere te laten uitlachen. As de huisbaas kómt en z’n cente ligge klaar, dan is ’t toch goed.”

„Als je van de duivel spreekt, staat-ie voor je. Daar heb je de Sinterklaas.”

„Moge,” zei de huisbaas, even aanslaand aan de klep van zijn zijden pet. „Koud weertje.”

„Daar legge de centen, ’k Heb ze al maar uitgeteld.”

De huisbaas, een ex-timmerman, want zijn lichaam stond schuin naar de schaafbank, hield zijn linkerhand geschulpt tegen den tafelrand en schoof met zijn rechterhand het geld bijeen.

„Dat binne negen guldens op een kwartje,” zei hij. „In orde. Möche!”

En terwijl hij de guldens haastig in zijn broekzak liet glijden, ging hij weer weg als een, die een naar zaakje spoedig had afgedaan.

„Mógge, mögge,” echode de baas na. „’k Hoop, ouwe kraaksala-mander, dat je rechtuit ’t water in wandelt. Loop rond met möche.”

De moeder van de drie bedelkinderen kwam uit de keuken.

„Nou maar,” zei ze tot den bedelbriefschrijver, „’k zal maar is- . naar dat wèf toegaan. Misschien schuif ze wat af!” *

„’t Mag wel,” zei de schrijver, „’k Mot ’r uit om papier te koopen.

’k Heb al vijf stuiver papier verschreve en nog geen cent antwoord.

Ze leze je brieve niet meer. As ik geld had, stuurde ik ze over de post met een postzegel d’r op. Dan zalle ze ze wel openmake.”

„Ga je ook uit, man ?”

„Ja, ’k mot papier hebbe. Ai, ai... ik kan bijna niet meer vooruit met m’n karkas.”

„Nou, je ziet ’r anders nogal goed uit,” zei de vrouw, hem opfleurend.

„O, ’k ben niet doodop, ’k Zal nog wel wat meekenne,” zei ’t verschrompelde mannetje.

„Volhouwe, altijd maar volhouwe. ’k Heb ’t goed.”

„Zeker heb je ’t nog goed !” zei-de vrouw.

„Je eten en je drinken op tijd en je warme kachel en je goed bed met kippeveeren en asse we het de winter zoo door houwe, dan ben ik al op me knieën dankbaar. D’r zijn d’r zat, die het nog veel minder hebben.”

„Ja, maar mijn romp doet me zoo’n pijn. ’t Is me alsof alle leeje aan mijn lijf wegteren van de kramp.”

„Ja,” gaf Piet hoop, „krakende wagentjes duren ’t langst.”

„Gepofte wagentjes!” riep de baas uit ’t voorkamertje. „Piet, heb je de huisbaas gezien ?”

„Waarachtig wel.”

„Die geeft m ij n geen crediet. As die z’n centen Maandagmorgens niet vindt, is die anders dan wij tegen jou.”

„Jelui bent brave menschen. Als ik het geluk heb, dat Hare Majesteit, onze geëerbiedigde Koningin......”

„Je mot ’r zelf op afgaan, Piet!”

„As ik maar betere klee.ren om mijn lichaam had, dan zou je is zien, wat ik dee.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.