Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



97

stuitte. Maar ik kon niet anders. Voor een volledige, ware onthulling zou deze vrouw waarschijnlijk niet toegankelijk zijn geweest. En ik mocht haar ook niet in den waan laten, bedrogen te zijn geworden. Ik koester een stille hoop, dat zij dit zal lezen of hooren voorlezen en zoo alles zal begrijpen en vergeven. Ik doe een beroep op de Haag-sche families, die weldadige grootmoeders hebben!

Het ongewoon snelle loopen had mij vermoeid. Ik liep daarom langzaam naar een gracht, waar ’t nogal druk was en ging op een stoep zitten, zóó, dat ’t publiek mij kon zien. De Zondagsche men-schen in Zondagsche kleeren liepen mij voorbij. Een enkele maal kreeg ik een medelijdenden blik. Dikwerf keerden — en dit deden vooral jonge dames — de menschen hun hoofd af. Zij wilden mij liever niet zien. Dit is wel de eenvoudigste manier om van arme menschen af te komen, niet naar hen zien. Driemaal kreeg ik in de twee uur, dat ik stil zat, een gift. Ééns van een deftig gekleed jongmensch, die plotseling stilstond, zijn portemonnaie voor den dag haalde en mij, zonder iets te zeggen, één cent gaf en weer stijf-deftig doorliep. Het had in een pantomime niet anders kunnen geschieden.

De tweede barmhartige was een werkman in een zwarte kamgaren gekleede jas, die met zijn vrouw aan zijn arm liep.

„Geef ’m wat,” zei de vrouw.

„Zeur toch niet,” zei de man gram.

„Jij altijd met je stopwoorden. Geef liever wat.”

„Nou, daar dan en ver...k,” zei hij en wierp, na driftig in zijn zak te zijn gegaan, mij één cent toe.

Zij gingen weer door. Het vrouwtje — zij was tenger, klein en heel jong, keek nog eens om met een meêwaren in haar oogen.

De derde gave kreeg ik v. i drie kindertjes, twee meisjes en een jongetje in kleine burgerstandsche Zondagskleeren. De twee meisjes droegen helder witte gestreken boezelaars met geborduurde strooken over ’t borstje. De kleeding van den jongen staat mij niet meer voor den geest. Alléén we^ ik nog, dat hij een dun wandelstokje in de hand had.

De drie kinderen bleven op een rijtje voor mij staan.

„Een bedelaar,” zei het jongetje.

„Geef ’m je cent,” zei een meisje.

„Dank je hoor. Geef jij je cent maar.”

„Nou, dat zal ik ook wel. Hier heb je een cent, bedelaar.”

Ze reikte mij den cent over, maar hield het handje wat angstig op een afstand.

„Dankje kindje, maar ’k heb geen cent noodig van je. Ik heb een goeien dag gehad en rust maar wat uit. Hier hebben jelui van oom een dubbeltje.”

„O,” zei ’t meisje verwonderd-verheugd, maar ’t geld niet aannemend.

„Neem ’t maar,’ zei ik.

„’k Mag van me moe geen geld aanneme,” zei ’t kind verlegen.

7

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.