Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



90

„Nou Bet, dan maar van leb-leb. Zie je — hij richtte zich tot den baas — dat mag ik nou in jou wèf. Altijd zindelijk en ze haalt je van ’t drinken af. As jij d’r onder leit, wil ik ’r nog wel als weduwvrouw hebben...”

„Dat zeg je ook, als je te veel op hebt,” hunkerde de waardin. „Nee Bet, waarachtig niet hoor. Jij bent een knap wijf. De heele buurt zegt het van je. D’r zijn ’r bij de aristocraasie niet zooveel als jij d’r één bent hoor. Want bij de aristocraasie heb je d’r' stelletjes.” „Nou, schiet is los,” zei Dirk. „As jè praat, hou ik met pleizier me eigen sm...l, want daar wordt een mensch nog is wijzer op...” „Gisteren is de ouwe graaf Linthorst naar de pieren gegaan.” „Dat was een beste man, een goeie man,” zei de vrouw van den bedelbriefschrijver. „’k Heb menig rijksdaaldertje bij ’m weggehaald. En altijd zoo nederig met z’n minderen. Maar toen is ’r opeens een heereknecht gekomme en die kerel most opgehangen worden, want die hoorde je niet eens an en gooide je op straat en liet je niet meer bij ’m toe.”

„Dat zal ’m wel verordineerd zijn,” meende de koetsier. „Zoo heer, zoo knecht. Hij is opeens as een blad an een boom veranderd, na ’t ongeluk met zijn zoon.”

„Is zijn zoon dood, die lange, zwarte jongen?”

„Dood — o jé, hij staat al haast weer op. Die is met stukkies en brokkies de kist ingegaan in Brussel. Hij had ’t niet verdiend hoor, want ’t was een beste jongen, een echt goed rijke-lui’s hart. ’k Heb wat met ’m rondgereeje hier in ’t Haaggie. Die had an elke straathoek z’n vriendinnetjes. Soms reej ik hem van de een naar de ander en ’s nachts droeg ik ’m lazarus van de trap en dan maar mijn bakkie in en dan ik de sleutel uit zijn zak gehaald en ’m naar huis gereje en de deur open en ’m naar zijn kamer gedragen en z’n goedje een beetje los gemaakt en dan weg. En dan de volgende dag ik naar ’m toe.

„Mijnheer, u bent gisteren weer een beetje slappies geweest op de beene.”

„Was ik?” zei-ie dan. „Nou, maar je zal zelf ’m een beetje om hebben gehad, want ik ben toch fnaar netjes op mijn bed gekomme.” „Nou mijnheer, netjes, dat spreekt, u bent altijd netjes.”

..En hoeveel kost mij dat ritje nou ?”

De prijs zei ik ’m nooit, „’k Rij u voor mijn pleizier,” zei ik altijd maar. En dan ging hij over zijn zak en dan gaf-ie wat ’m maar in z’n hand kwam, een tientje, een bankje, een paar riksen. Hij keek er niet eens na. Daar was de ouwe goed voor. De dag vóór dat-ie naar Brussel gaat, zeit-ie tegen mij : „Nou mot ik ze nog is allemaal rond voor een afscheidje.” En hij laat mij een portefeuille zien, zóó hoog van ’t bankpapier. „Nou,” zeg ik tegen ’m, „zou u nou niet eerst de helft er af doen? Anders heeft u geen reisgeld.” „Waarachtig, jij bent nog zoo’n groote stommerd niet,” zegt-ie en haalt ’r een hand papier uit en gooit die zoo in een laatje. Toen zeit-ie „en nou, vooruit, alles af hoor en geen één overslaan.” „Uitstekend,” zeg ik. En ik de zweep er over. Eerst naar de ''Primeur. En daar deden wij inslag. Paling, armdik en busjes en potjes, en stukken vleesch en toen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.