Twee weken bedelaar

Titel
Twee weken bedelaar

Jaar
1900

Pagina's
178



88

schoene-poetse.” Most-ie dat ’r nou bij zegge, voor ’t schoene-poetse ? En terug wenschen deed die niet eens. Dat was ’m te veel. En toen-ie zijn vijf-en-twintigjarige zilveren bruiloft had gevierd, roept-ie mij op ’t kantoor en hij zeit: „Gasman, d’r is gisteren een flesch wijn en d’r zijn ook wat druive overgebleven, ga naar de keuken en vraag of jij d’r een tros van mag hebben...”

„Heb jij toen druiven gegeten?”

„Ja en één glas wijn. Dat was alles wat ik van z’n zilveren huwelijksfeest had. En daar had ik mij voor kapot geloopen, vier weken lang.”

„En hoe smaakte die druive? Ik heb nog nooit druive gegete.” „Smake ? Wel, hoe zal ik je dat nou ereis precies uitduie. As een pruim, maar fijner, of as een hand krenten. Ik heb liever een goeie pruim dan druive. Nou, druive, wat was dat nou om dat mijn te geven. En d’r stonden nog schalen met vleesch. Maar hij kon iemand zien doodvallen van honger en zou-ie ’m nog afnemen wat-ie had.” „En hoe lang ben je daar nou geweest ?”

„Zooals ik je zeg, één-en-twintig jaar loontrekkende dienstknecht. En toen ik er één-en-twintig jaar geweest was, ging-ie stil leven en zijn zoon kwam ’r in en zee : „Nou mot je maar naar wat anders omzien, want ik mot frissche krachten hebben.” Nou, toen heb ik eerst wat gezocht, maar ze woue me nergens hebben, dat begrijp je. As je, zooals ik, onder de maat ben en je bent oud geworden, dan ben je achterop. Ik had een dertig gulden overgespaard, want veel kan je niet over houden van vijf gulden tien in de week en toen kocht ik wat boekjes en wat papier en ik ben aan ’t colporteeren gegaan. Maar nou denk ik dikwijls, dat ik mij bezondigd heb, as ik brutaal tegen den ouwe was of morde en murmureerde. Want nou ik mijn vaste betrekking kwijt ben en bijwijlen an de weg mot slapen — ja, wat zal je doen, as je eerlijk wil blijve en je hebt geen cent op zak — dan denk ik: Dat is nou je straf, omdat je gemurmureerd hebt, toen je het goed had. Want goed had ik het, dat besef ik nou. De ouwe was lastig, maar je was den heelen dag warm onderdak binnenshuis en je dee je werk en as je boeken wegbracht, kreeg je wel eens een stuiver en wel is een dubbeltje of een sigaar en nou ben je al blij, as je een blaadje achter je kiezen krijgt.”

De waardin kwam uit het voorkamertje. Ze had een nieuwe zwarte japon aan. Onder de kin droeg ze een groote goudomrande camée van bruinen steen en een snoer groote rozijnkleurige agaten kralen met een gouden slot hing om haar hals.

„Wat zee zij wel, Gasman, toen je bij d’r kwam ?”

„Zij was een best mensch, maar ze dorst niet voor hèm. As ik je nou maar alleen vertel, dat hij ’s middags alleen at en dat zij dan na-at in de keuken van wat hij had overgelaten, dan weet je genogt. En na zijn bruiloft werd het wat anders en toen riep-ie mij bij zich en zeit tegen mij : „Gasman, as je mijn echtgenoote aanspreekt, wat zeg je dan?” Nou, wat most ik op zoo’n vraag antwoorden? Ik zeg tegen de ouwe : „Wel, ik spreek ’r niet an. Zij spreekt mij an.” Toen zeit-ie : „Ik zal het je duidelijker maken. Noem je haar juffrouw of

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.