59
mels, heerlijke oliebollen, zoete mikjes, goudbruine honig-balletjes, ronde roomkaasjes en gezoden oesterpastytjes, die de maagden onder gejuich opbeurden, terwijl de toekomstige burgers van Bedekoog met vervaarlijke lansen en strenge gezichten naast de kar liepen. Koning Gise zich omkee-rend om de oorzaak van ’t gejuich te ontdekken, bemerkte hoe licht en fier de schimmels de van zijn last bevrijde wagen trokken. Hij knikte de leden zijner lijfwacht goedkeurend toe, waarop Hall dichtte:
Zj trokken traag de last die wichtig woog,
Tot licht de last werd onder ’sKonings oog. waarna de drie in 't karretje, de wangen bol van mikjes, schimpten:
Daar waren vier wielen,
Bewaakt door vier zielen,
Die droegen een buik,
En een lollig luik,
Lol had de Koning,
Lol had de wacht,
Lol hadden de deerns,
Van de kar zonder vracht.
Tot ver waar de weg een bocht maakt, zagen de men-schen de twee stoeten met de koninklijke bruidegoms na en hoorden het zingen en zoo aanstekelijk was de pret van ’t afscheid, dat op de beide eilanden tot diep in den nacht gejoold en gefeest werd.