79
RUITENNEGEN
Ach schoppen krijgt men meer aan ’t Hof dan fooien, Maar toch ... die schop was niet van een opschepper, Als schopper is die man zeer welgeschapen,
(hij houdt zijn hand op voor een fooi).
RUITEN VROUW
Weg luistervink, die schop zij jou tot loon!
RUITENNEGEN
Bedien de grooten en je dank is hoon 1
(af)
Tweede Tooneel.
Schoppenvrouw. Rui ten vrouw. Later Ruitennegen. SCHOPPENVROUW Mevrouw, ik groet u met de meeste gratie.
RUITENVROUW
Mevrouw, ik groet u met de meeste statie.
SCHOPPENVROUW
Zaagt u zooeven niet mijn heer gemaal ?
Hij wilde wachten bij de deur der zaal.
RUITENVROUW
Helaas — ik zag hem niet, had niet de eer,
(terzij) Ah zoo — hij kreeg dien schop van Schoppenheer, Die zelf hier wou voor luistervink gaan spelen,
Wij zullen onze staatsgeheimen deelen,
(tot Schoppenvrouw)