4i
„Maar waarom, mag ik je niet goeien morgen zeggen ?”
o o
„Moeder, ik wil geen geheimen voor je hebben. Maar praat er niet verder over .... Ik ben gisteravond aan ’t fuiven geweest.... en ... . en ... . nu ja moeder, je bent mij te heilig. Raak mij alleen aan, a's ik mijzelf heilig voel . . . .”
Zij trad terug, verborg haar aandoening door een kop thee voor hem in te schenken. Hij keek op zijn boterhammen, sloeg de oogen niet op, voelde tusschen zijn moeder en zichzelf iets a’s een wolk, •een zwaar-voelbare en toch niet zichtbare wolk.
„Ga je vandaag. . . . weg?” vroeg ze eindelijk.
„Nee moeder.... gisteren heb ik Shakespeare bestudeerd en ik ben er après tout blij om. Ik zou wel een heele maand, een heel jaar, ik zou wel levenslang niets anders willen doen dan in Shakespeare lezen. Maar dat is nu eenmaal niet m >gtd Ijk. Vandaag bestudeer ik de encyclopae Hé. Ik w II ten minste iets weten van ’t geen in de boeken staat, die ik zal moeten verknopen.”
,,lk zou zoo graag hebben. Hans. dat je maar heele-maal van die colportage afzag. Oom Henk zal je studie toch wel willen betalen .... Je zoudt zoo ge-makke’jk advocaat kunnen worden.”
..Ik denk er niet aan .... Wii vragen niemand iets meer en ik zorg voor jou en Rika
Hij at haastig, verdiept in fantasiën van verkoop van heele stapels dichtwerken en encyclopaediën, ging naar zijn studeerkamertje. De Shakespeare lag nog opengeslagen op zijn schrijftafel, maar hij voelde zich nu bevrijd. Hij was gelukkig, dat Hamlet hem van-