elk geval dicht bij haar. Zij kon toch niet geheel vereenzamen op haar groote villa. En dan als er kinderen kwamen! Dan brak er voor haar, de betrekkelijk nog jonge grootmoeder, een nieuwe jeugd aan. Wat zou het heerlijk zijn, weer kinderen, weer eigen kinderen in huis te hebben en ze te zien spelen in den tuin. Het liefst moesten het een paar jongens zijn. Leonard had ook altijd zoo heerlijk geravot. Die was altijd zoo levendig en overmoedig geweest. Altijd haantje de voorste. Hoeveel keer was hij niet doornat thuis gebracht! Of had zij het hart voelen stilstaan als hij op zijn fiets in vollen vaart van een helling kwam rijden. Raymond had er altijd pret in gehad. „Echt ras,” had hij gezegd, en zijn witte tanden hadden geglinsterd onder zijn zwarte snor. „Daar zit nog de furia francese in.”
Met een glimlach op de lippen w'as zij eindelijk ingeslapen, vervroolijkt door de herinneringen aan Leonard’s jeugd en de fantasieën van een rozige toekomst.
Leonard lag ook wakker. Hij dacht aan Adrienne. Moeder vond het dus goed. Maar zij ? Zij moest het goed vinden. Als zij niet toegaf, stond hij niet voor zich zelf in. Hij kon niet langer buiten haar. Waarom was zij blijven weigeren ? Was het werkelijk kiesch-heid? Of zat haar vroegere man er achter? Dat zou het wel zijn .... zeker .... dat moest het zijn . . . .
die kerel zat er tusschen, die loerde op haar.....en
als die kwam, zou zij niet weigeren. Hij moest hem voor zijn. Hij had toch al te lang gedraald. Stommeling die hij geweest was om haar zoo lang vrij te laten, zich zelf zoo lang te martelen. Hij had zich