De Joden gingen in het bad in groepen van honderd, de grijsaards apart, vervolgens de zieken, tenslotte de vrouwen en kinderen. Wie geld had, verborg het in het algemeen in de schoenen, of in leren zakjes. Maar voordat ze in de badkamer kwamen, moesten ze eerst alles achterlaten in de vestiaire. De kleren en de schoenen werden onmiddellijk door mensen van de bewakingsdienst en de Gestapo onderzocht, die zich doodeenvoudig het geld en de kostbaarheden, die ze gevonden hadden, toeëigenden.
Na het bad geleidde men de Joden dwars door een andere kamer in een zaal, waar ze andere kleren en schoenen ontvingen.
Men gaf aan ieder een soort overall, blauw en wit gestreept. Op de borst v/as een Davidsster genaaid, beurtelings met gele en rode punten. Op de rug en op de knieën was het nummer van den gevangene aangebracht. Bovendien ontving men houten schoenen. Het costuum moest zowel ’s zomers als ’s winters gedragen worden.
DE VERDELING.
De jonge mensen, die speciale kundigheden bezaten, moesten dezelfde dag van hun aankomst werken.
De ouden en de zieken werden direct naar de barakken met de ovens gebracht. In de eerste kamer beval men hun zich te ontkleden; in de tweede stierven zij door het gas in een tijd van 2 minuten: vandaar bracht men de lijken naar de ovens. Deze brandden niet zelf, maar de lucht, die ze bevatten, werd verwarmd tot 2000° door een ondergronds vuur. Men wierp de lijken erin; de helse warmte deed er alle vocht verdampen, zodat de lichamen volledig uitdroogden. Speciale „camions”, vrachtauto’s, brachten de resten buiten de stad naar graven, klaargemaakt voor dit doel.
Gedurende het gehele jaar 1942 doodde men iedere dag duizenden Joden in de gaskamer. Iedere week bracht men nieuwe massa’s slachtoffers naar het kamp. En dit ging zo door tot op de huidige dag. Wat de kinderen aangaat, deze zond men naar de hospitalen om hun bloed af te nemen, dat bestemd was voor transfusies aan Duitse gewonde soldaten.
66