dan een half millioen grote bevolking niet toereikend zijn. Daarom komt men op de inval de Joden door propaganda er toe te brengen, dat ze hun balcons benutten, daar met aarde gevulde bakken aanbrengen en in deze verschillende soorten groenten planten. Door het vergeefse zoeken naar voedsel gedreven, gaan de ghettobewoners in op deze oproep en duizenden dergelijke bakken versieren weldra de balcons.
Maar deze aanwending van het Joodse vernuft brengt niet al te veel op. Wel kan de Commissie ter verzorging van de gemeente over de producten, die door de Joden geteeld worden, beschikken; maar dat is immers een minimum, vergeleken met de werkelijke behoefte. Intussen moet men deze inspanningen als een nieuw bewijs beschouwen voor de brandende wil om te leven van een gemeenschap, die tracht aan het tragische noodlot te ontkomen, dat de Duitsers haar toegedacht hebben.
HET CULTURELE LEVEN IN HET GHETTO.
Alle moeilijkheden ten spijt, ondanks honger en onderdrukking, hebben de Joden niet vergeten, hun geest verder te cultiveren. Met alle toewijding, die onder dergelijkc omstandigheden maar mogelijk is, sticht men culturele instellingen en bouwt men een theater. Er vormt zich een symphonie-orkest onder Adam Furmensky’s leiding en bekende meesters uit het Poolse muziekleven nemen er aan deel. Al zijn concerten hebben een enorm succes, want het publiek verdringt zich gewoonweg, om de meesters op de viool en het klavier toe te juichen. De muziek oefent haar magische invloed uit op de Joodse ziel en werkt als balsem op een wond.
De bekendste en geliefdste zangeres heette Marysia Ajzensztadt, de dochter van den dirigent van het koor van de grote synagoge aan de Tlomackastrasze. Haar „Eli, Eli”, trok duizenden naar de concertzaal en naar de in het ghetto zo geliefde „Garten” (de z.g. tuinen).
Verder worden twee theaters voor Jiddische stukken: het „Eldorado” en de „Nowy Azazel”; twee theaters die slechts Poolse stukken spelen: „Femina” en het „Nowy Teatr Kameralny”, alsmede een theatergezelschap, dat Poolse en Jiddische stukken opvoert: „Na Pieterku”, in het leven ge-
18