mede de overige Joint-staf, in het bijzonder Michaël Ringel-blum en Isaak Bornstein, deden het uiterste onder de moei-lijkste omstandigheden. Afzonderlijke hulp kwam van het comité ter verschaffing van hulp aan de door de oorlog getroffen Joodse bevolking, van het Zwitserse hulpcomité Hafip, alsmede van het Stockholmse Comité. Maar het aantal behoef-tigen steeg onophoudelijk. Dit verschijnsel van algemene verarming van de Joden kan geen verwondering wekken, hoe had het ook anders kunnen zijn!
Gisteren nog rijke mensen zijn vandaag arm: huizen, fabrieken, ondernemingen enz. liggen in puin, en hun geld is bij de banken geblokkeerd. Wie geen kleinodiën of waarde-voorwerpen heeft, is zonder middelen van bestaan. De wcl-dadigheidsorganisaties zijn daarom overbelast met werk en de middelen raken op. Hongersnood doet zijn intrede. Spoedig komt het zover, dat ’s morgens vroeg de Joodse ordedienst in het ghetto grote massa’s lijken ophalen moet, die door de honger opgezwollen zijn.
De gehele Joodse gemeente van Warschau werkte onvermoeibaar en vol toewijding. Ieder stelde zijn kracht in dienst van het algemeen belang. De talrijke in het ghetto gekomen artsen organiseerden een bewonderenswaardige gezondheidsdienst.
Er werden op verschillende plaatsen cantines en geneeskundige diensten ingericht, waar de Joden kosteloos dokters-hulp ontvangen konden. In dit opzicht was in het bijzonder de maatschappij ,,Toz” werkzaam. Ze was met medicamenten en versterkende middelen tamelijk overvloedig door de afdeling der O.S.E. in Zwitserland, alsook in Amerika, toegerust.
Dank zij deze organisatie heeft men het besmettingsgevaar, dat het ghetto bedreigde, aanzienlijk verminderd. Nochtans moet vastgesteld worden, dat het grootste hospitaal, het Joodse dan, van Polen, dat in Czyste, buiten het ghetto bleef, en dat de Duitsers na langdurige voorstellen van den leider, de overbrenging van een minimaal deel der vervoerbare inrichtingen en medische instrumenten toestonden. De Joodse gemeente is feitelijk met lege handen aan het werk moeten gaan.
Het Joodse maatschappelijk hulpbetoon deed al het mogelijke om de honger te verzachten. Ze organiseerde volkskeukens en verdeelde daarin zonder beloning, of tot een heel
14