In Depot

Titel
In Depot

Jaar
1964

Druk
1964

Overig
1ed 1964

Pagina's
303



schoensmeer, knopen, zeep, veters, zijn hier zeldzaamheden: lastig.

Een patiënt vroeg dezer dagen aan een andere patiënt een kleerborstel te leen. ‘Ja, die wil ik je wel geven. Maar je moet er rekening mee houden dat mijn buurman er zojuist zijn valse gebit mee heeft geborsteld.’

De aardigheid was er af. De buurman is de dandy van de hele ziekenbarak. Hij is negentig jaar en kerngezond; hij is zo recht als een kaars, maar schuifelt meer dan hij loopt. Hij is ‘zurückgestellt’ om een of andere reden, maar omdat hij iedereen in de weg komt, niet geschikt voor een gewone barak. Hij mag daarom in de ziekenbarak verblijven. Elke morgen kleedt hij zich tiré à quatre épingles: geklede jas, hoog, staand boord met zwarte das, brede, zwarte deukhoed, so easy aan een zwart koord, zwarte wandelstok met zilveren knop. Dit is onze oudste lopende patient. Schuifelende patient. En hij schuifelt de godganselijke dag van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, kaarsrecht, als een levende grafzerk, voetje voor voetje, langs het smalle paadje tussen de bedden. Met grote, fletse ogen, starende in het niets. Hij stagneert geregeld het verkeer: broeders en patienten gaan gedwongen in hetzelfde seniele tempo achter hem aan, in afwachting of en waar het de dandy belieft een zijweg in te slaan en aldus doende het verkeer vrij te geven. Zonder mopperen, zonder ongeduld. Hij bezit het privilege, het verkeer zoveel maal per dag te verlangzamen als hij verkiest. Een paar keren per dag verlaat hij de ziekenzaal voor het washok, ’s Morgens om zich het gezicht te wassen tot aan de rand van het overhemd; de broeders doen bij tijd en wijle de rest; één der andere keren om in vol ornaat met wandelstok, ten aanschouwe van iedereen, die toevallig langs komt, te tronen op een bekende plaats.

Dat is onze archaïsche bezienswaardigheid: naar het uiterlijk een dandy, van binnen een mummie. Hij waart als zijn eigen schim rond.

De lieveling van de barak is eergisteren gestorven, ook een negentigjarige: opa Knorringa. Maanden geleden werd hij binnengebracht met een oudemannetjeskwaal. Maar anders nog een ferme kerel: een boer uit Uithuizermeeden. Een kerel met een gezonde ronde kop, helemaal geen Jodenneus, om te zien een ras-echte Ariër, met trouwhartige, argeloze blauwe ogen. Een man met een natuurlijke beschaving, goede manieren, een ontwapenende kinderlijke openheid. Met een taaltje even smeuïg als karakteristiek, een stem knetterend als een zevenklapper. Hij aanvaardde zijn lot dapper en gaf zich aan de broeders over in het geloof, dat hij in goede, vertrouwde handen was. Voor elke attentie, die hem werd betoond, tot de po aan toe, toonde hij zich dankbaar als een aanhankelijk kind.

Hij dacht dat hij in een filantropisch instituut terecht was gekomen met zuiver altruïsten. Hij placht bewogen uitdrukking te geven aan zijn dankbaarheid: ‘Uw-is een weldoener der mensheid. God zal u zeker daarvoor belonen.’ Het klapperde door de zaal. Het eten smaakte hem


57

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.