het verblijf van vele Joden in Amsterdam en elders mogelijk gemaakt.
Het z.g. Comité voor Bijzondere Noden had de opneming en het onderhoud van de Joden in het kamp van Westerbork bekostigd. Dat was geen kleinigheid. Er zijn Duitsers die dat bagatelliseren, menen dat de Nederlandse Joden méér, véél meer hadden moeten doen. Dat is een.
Een tweede grief is, dat de Nederlandse Joden niet hebben bewerkstelligd of bevorderd, dat hun Duitse protégés, die legaal hier binnen waren gekomen, de weg naar Amerika werd geopend, dat hun daarvoor of niet het geld ter beschikking werd gesteld, of dat zij niet voldoende pressie op de Nederlandse regering hebben geoefend om het in deze richting te sturen. Minister-president Colijn had het hun in uitzicht gesteld: hun plaatsing achter prikkeldraad in Nederland was een grote teleurstelling. Dat is twee. Een kwestie van waardering. Als men verbitterd is, en vele Duitsers zijn verbitterd van vier jaar kampleven, kan men het onderste uit de zak eisen. Ter verklaring en rechtvaardiging van hun bazigheid zeggen de Duitsers: wij waren hier in het kamp al lang voordat de Nederlanders kwamen; wij hebben al sedert 1933 de ellende van het nationaal-socialistisch regiem doorstaan, zijn soms twee-, driemaal van onze woonplaats verjaagd; jullie zijn pas in 1940 begonnen de ellende ervan te ondervinden. Niet meer een kwestie van waardering, maar van karakter en kameraadschap. Indien men het argument zou willen beredeneren, zou men kunnen doen opmerken: Zeker, jullie zijn eerder door het lot getroffen dan de Nederlandse Joden, en jullie hebben langer ellende geleden dan zij, - maar zij zijn jullie, toen jullie eenmaal in Nederland waren, op het eerste appèl toch bij gesprongen, al is het dan niet precies zoals een aantal van jullie dat hadden gewenst. Jullie hebben in ieder geval de gastvrijheid van de Nederlandse Joden genoten. Jullie hadden zo kameraadschappelijk, zo broederlijk kunnen zijn, toen zij tenslotte door hetzelfde lot met jullie werden samengebracht, gelijk-op te delen, zij het uit de enkele overweging, dat zij op hun eigen grondgebied waren. De eerste Nederlandse Joden kwamen pas in de zomer van 1942 naar Westerbork, begeleid door een deel van de Joodse Raad uit Amsterdam. De Duitse registratie bleef in handen van de Duitse Joden onder leiding van de heer Schlesinger. Als de Joodse Raad voor de Nederlandse Joden rechten had te bepleiten, of gunsten wilde verwerven, konden zijn leden zich met de vereiste verootmoediging tot het oppermachtige hoofd van de Duitse Joden wenden. Algemeen is bekend, dat Schlesinger de Joodse Raad niet telt, als quantité négligeable behandelt, dat diens gezag miniem is, en dat wanneer een Nederlandse Jood iets bereiken wil, een vrijstelling, een functie, bij zich bij voorkeur rechtstreeks tot de Duitse Joden van gezag wendt, als hij die kent, of anders via Duitse vrienden. Dat wil niet zeggen, dat de Duitse Joden de Nederlandse
26