er kans bestond op samenwerking voor nu en de toekomst om deze vijandigheid uit de wereld te helpen. Ik heb hem op de hoogte gesteld van wat er in dit opzicht werd gedaan en hun daarbij meegedeeld, dat de vooraanstaande leden van de Joodse Raad algemeen werden gewantrouwd en geminacht en gezegd dat het ’t beste was dat zich niet gecompromitteerde mannen met de verzoeningsarbeid bezig hielden. De heer Eitje meende dat het verstandig was, dat partijen zich uitspraken tegenover elkaar om de lucht te zuiveren en dat reeds hier in het kamp een streep werd gezet onder de geschillen en dat men zou samenwerken. Ik verklaarde dat ik mijnerzijds daartegen niets had als dat mogelijk bleek en dat ik het thema gaarne met de heer Schlesinger en mijn vertrouwensmannen zou bespreken, maar dat bepaalde figuren, die zich gecompromitteerd hadden, op de achtergrond dienden te blijven. De heer Eitje opperde de vraag of ook hij tot deze gecompromitteerde mannen behoorde. Daarop kon ik hem uiteraard geen antwoord geven en verklaarde, dat dat een delicate zaak was, waarin ieder zijn plaats moest weten in te nemen.
donderdag 4 november Van gezaghebbende zijde vernomen, dat de negentien gevallen van kinderverlamming, die zich totnogtoe hebben voorgedaan, bona fide gevallen zijn. Tevens, dat het hoofd van de medische dienst en de Obersturmführer samenwerken om de transporten stopgezet te krijgen op grond van de frequentie der besmettelijke ziekten. Hoe angstig vele kampingezetenen ook zijn voor de kinderverlamming, zij zijn er in zekere zin verheugd over dat er een goede reden is om de transporten op te houden. Den Haag schijnt toegankelijk te zijn voor het motief der kinderverlamming: Fräulein Slottke, die deze week naar Westerbork zou komen tot het voorbereiden van een nieuw transport inzoverre dat zij nog lopende Anträge zou onderzoeken, heeft haar bezoek opgegeven wegens gesuggereerde angst voor de kinderverlamming.
De vraag is slechts: zal ook Berlijn zich door deze angst laten leiden?
Men twijfelt daaraan.
vrijdag 5 november IJzig koud vanmorgen: de grond was bedekt
met ijzel. Mannen in winterjassen, vrouwen met capuchons op of doeken om het hoofd. In de barak steenkoud. Twee vulkachels in de barak, waarvan één een petieterig dingetje, dat slecht brandt en, met de slechts ter beschikking staande turf, weinig warmte afgeeft. Platform: zestig centimeter in het vierkant. Vlak naast dit kacheltje zweeft mijn bed. Elke dag ’s avonds het gewone gedrang om het kacheltje van mannen en vrouwen met pannetjes, potjes, keteltjes en kannetjes om te koken of om kliekjes op te warmen. Elke avond dezelfde kleine ruzietjes over wie er het eerst aan de beurt is. Mannetjes en vrouwtjes met blikken
194