nog mogen komen, en ook komen, als de mannen het verblijf reeds is ontzegd, na half tien ’s avonds. (Het verkeer tussen de mannen en de vrouwen is levendig. Iedere morgen als ik wakker word, heeft mijn achterbuurman zijn jonge vrouw reeds op bezoek, zodat ik tegen wil en dank getuige moet zijn van een intiem tête-à-tête, ’s zondags van een lang tête-à-tête. Zo leeft men hier. Men moet oppassen niet besmet te raken door het openbare sexuele contact, dat in alle hoekjes en steegjes plaats heeft. De mens hier is verlaagd tot een stuk vee. Verder lopen < de barakkenleiders > netjes gekleed rond, of staan te lanterfanten, met een sigaretje tussen de lippen. Zij zijn gehaat. De mannen en vrouwen van de post, die pakketten en brieven en kranten registreren en uitdelen, zijn van een milder soort: zij zijn vriendelijk en behulpzaam, en bemind. Vannacht heeft een vijfenzestigjarige vrouw in mijn barak zelfmoord gepleegd: haar Antrag voor Theresienstadt was afgewezen, zodat zij op transport moest. Haar dochter had zich bereid verklaard, vrijwillig met haar mee te gaan. Zij heeft haar dochter deze opoffering willen besparen.
dinsdag 14 september (Vijf uur ’s morgens) Vandaag is mijn vonnis geveld zonder dat ik het vooraf wist. De commandant heeft zelf de lijsten opgesteld en aldus aan mijn protector de weg afgesneden om mij nog langer hier te houden. Ik aanvaard dit vonnis met grote gerustheid, in de overtuiging dat ik mijn familiegenoten en vrienden zal terugzien. Hartelijk dank aan mijn vrienden, ook in Westerbork, voor de goede zorgen, die zij aan mij hebben besteed om mij goed en gezond te houden. Ik ga met de beste herinnering aan hen heen. Sterkte voor jullie allen. Tot weerziens. philip mechanicus
dinsdag 14 september (’s avonds) Het vonnis is niet voltrokken, vooralsnog niet. Ik had, dank zij de goede zorgen van vrienden, mijn spullen keurig gepakt: Twee dekens in een laken gewikkeld en goed met touwen gebonden, een rugzak met kleren, een tas met conserven, een zak met verse eetwaren, een doos met appels en peren, een met thee gevulde veldfles. Voor een lange reis. Ik had mijn laatste groeten naar mijn familieleden en vrienden geschreven: een kaart van adresverandering met onder Nieuw Adres: een dikke streep, ‘Ik weet ’t niet.’ Dat had ik zo afgesproken. Van alle vrienden en kennissen in de barak afscheid genomen, twintig, dertig handen. Een zaalgenoot, die tijdelijk aangewezen was als kruier, had mijn bagage op een handkar naar de trein gereden, de broodzak uitgezonderd, die ik aan de schouder had gehangen. Op weg naar de trein om de twee stappen een handdruk. Daar had ik alles op een kruiwagen overgeladen en, tegen het gebruik in, op het perron voor de trein postgevat om tenminste één van de rondgaande
159