dat Schlesinger de baas is en doet en laat wat-ie wil. De stemming is gedaald: geen bevestiging van het gerucht betreffende het aftreden van Hitler. De oorlog duurt nu weer veel langer en de Joden zijn nu weer in groot gevaar. Schlesinger heeft van de Obersturmführer sanctie verkregen op zijn voordracht betreffende de reorganisatie van de bedrijven en het instellen van commissies voor de beslechting van geschillen. Trottel zegt: ‘Hij heeft nu alle macht in handen.’ Trottel is vanmiddag door de Obersturmführer in audiëntie ontvangen.
De Ostu bood Trottel een fauteuil aan onder de uitnodiging: ‘Lasst uns ’mal gemütlich sprechen.’ Trottel heeft hem gezegd, dat hij uit dankbaarheid voor alles wat de Ostu voor hem had gedaan naar hem toe was gekomen om hem op de hoogte te stellen van wat er in het kamp aan de gang was. De Ostu verklaarde van alles op de hoogte te zijn, ook van de conferentie die zondag jl. bij dr. Wachtel was gehouden. Hij had laten nagaan, hoeveel Nederlandse en hoeveel Duitse Joden in het kamp waren, nl. zesduizend en vierduizend. Trottel had voor Schlesinger volmacht verzocht om commissies te benoemen tot het beslechten van geschillen, waarin de Ostu toestemde. Hij had de Ostu ook verzocht om een stok achter de deur te houden door te doen blijken, dat hij van de spanningen in het kamp op de hoogte was, en hem ook de vrijheid gevraagd om de commandant van tijd tot tijd op te zoeken teneinde hem van de stand van zaken op de hoogte te stellen. De commandant was bereid hem deze vrijheid te verlenen. Trottel en ik kwamen overeen met de verdere uitwerking van onze plannen te wachten totdat de Obersturmführer Schlesinger over het bezoek had ingelicht en hem de nodige volmacht had verleend.
donderdag 12 augustus Herfstatmosfeer. Strak blauwe hemel, pittig koud. Gisteravond nieuwe samenkomst bij dr. Wachtel, twee nieuwe groepen. De discussie heeft in hoofdzaak gelopen over de vraag, of men door vervanging van een aantal Duitse barakkenleiders door Hollandse niet een betere stemming kon verkrijgen en aldus de animositeit kon doen luwen. Hollandse vertegenwoordigers rapporteerden verscheidene staaltjes van grofheid van Duitse barakkenleiders. Van Duitse kant werd betoogd, dat daar waar twee volken elkaar ontmoeten wrijvingen onvermijdelijk zijn, maar dat de positie der Joden in het kamp Westerbork, vergeleken bij die van andere kampen, zeer gunstig was. Het was het uitdrukkelijk verlangen der commandanten geweest, dat Duitsers de leiding kregen. Overigens waren er goede en slechte Duitse barakkenleiders, zoals er ook goede en slechte Hollandse leiders waren geweest, er waren schreeuwende en blaffende Duitsers, evenals er schreeuwende en blaffende Hollanders waren. De gedachte kwam tot uiting
121