154
gelegen gedeelten van Nizjni-Nowgorod met elkaar verbindt en het panorama even breekt, de geweldige Wolga. De in-druk, dien wij aan dit panorama hebben behouden, is van een zich in de eindeloosheid verliezende, ontzagwekkende weidschheid. Men voelt het bij intuïtie terstond: deze weidsch-heid is niet een belangwekkend plaatselijk verschijnsel, door een buitenissige gril der natuur veroorzaakt, doch de onver-hoeds-verrassende karakteristiek van het land. Men weet dat Rusland een ontzaglijk land is, dat zijn ruimte en afstanden onmetelijk zijn, — doch niet voor en aleer men, volkomen onvoorbereid en plotseling, als viel op éénmaal een reusachtig gordijn, vóór de machtige samenvloeiing van Oka en Wolga staat, beseft men het ook. Een Oka, een Wolga, in hun schier gigantische breedte van oever tot oever al reeds niet zoo ver van den bovenloop, maken de onmetelijkheid van het land zelf tastbaar.
Een tocht op den Wolga zelf is een openbaring, een wonder. Als een dikke en lange zwarte kronkel staat hij aangegeven op de aardrijkskunde-kaarten, en als een oneindige steeds maar breeder en machtiger wordende waterader wringt hij zich in duizend bochten door Rusland van ver in het Noord-westen tot in het uiterst Zuid-oosten, waar hij zich uitstort in de Kaspische Zee. Wie den Wolga van een behoorlijk bevaarbaar punt in het Noorden wil afvaren tot Astrakan, kan, dus mét den stroom mede, op een redelijk snelvarende boot, op een dag of tien rekenen. Wij hebben het middenstuk bevaren, van Nizjni tot Saratof, hetgeen drie dagen in beslag neemt, rijkelijk lang om voor altijd een sterken indruk te krijgen van de grootschheid van deze rivier in het onbegrensde Russische landschap.
De tocht ontleent ongetwijfeld in de voornaamste plaats zijn bekoring aan deze grootschheid. De rivier schiet, beter wellicht: zwaait tusschen een hoogen en een lagen oever door, den hoogen aan den rechterkant, den lagen aan den linkerkant. De hooge oever bestaat uit lage, heel langzaam klimmende heuvelen, die hier en daar van formatie veranderen, vaak gekarteld zijn, doch soms den merkwaardigen vorm van trapezium en vierkant aannemen. Deze heuvelen zijn voor een groot deel met dicht en zwaar hout bezet: dennen, wilgen,