DE STRIJD TEGEN KERK EN GODSDIENST.
nerlijke weerstand niet berekend was, heeft haar feitelijk in een onverdedigbare positie verrast. Opmerkelijk is, dat de pogingen der bolsjewisten om voor de Russisch-Orthodoxe kerk de z.g. „Levende Kerk” in de plaats te stellen, feitelijk mislukt zijn. Werkelijk ernstig waren deze pogingen ook niet gemeend. Zij hadden slechts ten doel, tijdelijk wapen te zijn in den strijd tegen de oude kerk. Zoodra deze was ingestort, had het wapen zijn dienst verricht. Toen de bolsjewisten eenmaal vast in den zadel zaten, konden zij onbewimpelder hun anti-godsdienstige gezindheid belijden en het geloof rechtstreeks aantasten.
Boven ontwikkelde verklaring van den atheïstischen storm, die zich tegen de kerk heeft gericht, is eigenlijk te simplistisch. Dat de verwording van de kerk, de verloochening van haar sociale functie, het volk van haar heeft vervreemd en dat bij het uiteenslaan van het vergaan cement sluimerende elementaire krachten zijn vrijgekomen, spreekt uit de verschijnselen duidelijk.
MEPHblE BüPDHü rOTOMT PA35DHHWKH HAEETHA CCCP 11 PO/I ETAPM H-B/Ab HA4EK/Î
Doch in de communistische idee schuilen andere elementen, die medegewerkt hebben, de reactie tegen de kerk een barbaarsche hevigheid te verleenen. Deze reactie is inderdaad samengesteld en levert stof voor ernstig geschiedkundig onderzoek. Het blijft een merkwaardig historisch feit, dat in een rijk als het Russische, dat zich kenmerkte door een Oostersche onaandoenlijkheid, een sterken zin voor mystiek, — een harde, concrete materialistische leer als die van het communisme in de jeugd — en niet alleen in de jeugd — zulk een bruisende extase kon ontketenen.
Anti-religieuze affiche.
Men komt ertoe te gelooven, dat de revolutie met haar nieuwe, vurige idealen op het licht-ontvlambare fanatisme van den Rus, dat de antipode is van zijn fatalisme, een onweerstaanbaar beroep heeft gedaan. Het evangelisch ideaal van de aardsche rechtvaardigheid, niet slechts voor Rusland, doch voor de ge-heele aarde, heeft in zijn ziel een weerklank gevonden, die slechts het kind en den lichtgeloovige kenmerkt en op zichzelf schier een religieus getuigenis vormt. Men moet de duizenden kleine, onaanzienlijke, onderworpen menschjes gadeslaan, die in den avondlijken schemer in een reusachtige keten op het Roode Plein te Moskou voetje voor voetje nader tot het Mausoleum schuiven om langs de mummie van Lenin te trekken, — om het diepe besef in zich op te nemen, dat men hier met een devoten religieuzen ritus te doen heeft.
Misschien is het wel waar wat een schrijver in een Amerikaansch tijdschrift opmerkte, nl. dat de „vijandigheid tegenover God en de bestaande godsdiensten slechts getuigenis aflegt van het religieus karakter van de nieuwe idee en hg ar religieuzen inhoud.” Dan zouden de Russen, beroofd van hun ouden, inhoud-loozen godsdienst, een nieuwe religieuze idee hebben verworven, die in de com-84