Een volk bouwt zijn huis

Titel
Een volk bouwt zijn huis

Jaar
1933

Druk
1933

Overig
1ed 1933

Pagina's
104



*

Van den hooghartigen kameel en den armzaligen ezel

DE kameel wil niet uit mijn gedachten. Telkens wanneer ik over Palestina en zijn problemen denk, verschijnt het silhouet van den exotisch gebouwden telganger op den achtergrond. Als van menschen en dieren in Palestina iets een karakteristieke eenheid vormt met den bodem en de atmosfeer des lands, is het zeker wel de kameel. Bruin en grijs zijn de overheerschende kleuren van den grond en van de duizenden heuvelen; bruin en grijs zijn de kleuren van den kameel; golvend is van de lange lage heuvelen het land, golvend is de gang van den kameel; golvend zijn met den lagen heuvel op zijn rug zijn contouren. Het land is als bezaaid met kameelen: zij trekken eindeloos langs de slingerende landwegen, door de vlakten en de heuvels, langs het zandige zeestrand, door de steden. Tot lange karavanen verbonden, of afzonderlijk. Zij staan in dienst van den landman, zoowel Arabier als Jood, en brengen zijn korenschooven naar den dorschvloer, — in dienst van den handelsman, en vervoeren zijn handelswaren van den eenen hoek des lands naar den anderen, tot in het hartje van de nauwe steden, waar bekrompen, diep-afdalende straatjes geen voertuigen gedoogen.

* * *

De kameel blijft onder alle omstandigheden zichzelf gelijk. Hij houdt een onberispelijk decorum op, dat in den staat van dienstbaarheid, waarin hij zijn leven slijt, goed-bekeken belachelijk is, doch dat een levenshouding verraadt. Zijn gang is lang en afgemeten. Hij zet zijn hooge, fragiele beenen zeer voorzichtig neer. Gracieus, pretentieus, als een kokette vrouw, die zich van haar gratie iets te sterk bewust is. Bij iederen stap moet men vreezen, dat de ranke beenen het lijf van den kemel niet langer meer vermogen te dragen en zijn trillende kniegewrichten zullen breken. Hij probeert telkens weer in eindeloos rhythme den ovalen hoef van zijn linkerachterpoot onder zijn linkervoorpoot, dien van zijn rechterachterpoot onder zijn rechtervoorpoot te schuiven, doch juist op het oogenblik dat hij daarin slagen zal, verplaatst hij schielijk den voorpoot. Hij draagt den langen hals en den langen kop onbeweeglijk: den nek in een sierlijke bocht, als van een touw dat een staanden vlieger houdt, den platten, reptielachtigen kop horizontaal op den hals, onaandoenlijk-hooghartig en zwijgend recht vooruit.

Onder alle omstandigheden bewaart de kameel dit grandioze decorum. Als bijvoorbeeld zijn heer en gebieder hem met den stok om den kop slaat om zijn koppigheid te breken en hem tot deemoedig knielen te dwingen tot het opnemen van last. Zijn heer en gebieder: dikwijls nog een kind, dat in zijn morsige lappen bij zijn hoogen slaaf vergeleken een zeer onaanzienlijk hoopje is, dat den heuvel op den rug van het beest nauwelijks eenigermate verhoogt. Ook dan blijft de kameel den kop hoog op den hals dragen: hij briest slechts razend, bij het zwaaien van een te korten staart, om lucht te geven aan zijn verontwaardiging over de schending van zijn waardigheid en voornaamheid. Hij ontkomt ten slotte natuurlijk niet aan de dwingende macht van zijn kleinen geweldenaar, die behoefte 86

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.