BRITSCHE BELANGENPOLITIEK.
te doen bevestigen. Had Groot-Brittannië kunnen vermoeden, dat het nog geen tien jaar later met Turkije in een oorlog zou worden gewikkeld om het bezit van Palestina, wellicht was het in 1903 niet tusschenbeide gekomen en had het schiereiland Sinaï, althans het grootste gedeelte ervan, thans tot het mandaatgebied Palestina behoord.
De Britten bepaalden zich, toen de Turken tenslotte hun lot aan dat der Centrale Mogendheden verbonden hadden, aanvankelijk tot een defensieve positie ter beveiliging van het Suezkanaal, doch de aanvallen der Turken op het Suezkanaal bewezen, dat de veiligheid van het Kanaal niet gewaarborgd was zonder de bezetting van het Zuidelijk deel van Palestina, en uit deze bezetting ontwikkelde zich de taaie strijd, die het land geheel in de handen der Britten bracht.
De gedachte dat Groot-Brittannië Palestina bezet heeft, en later van den Volkenbond een mandaat heeft gevraagd, vrijwel uitsluitend en alleen ten behoeve van de stichting van een Nationaal Tehuis voor het over de aarde verstrooide Joodsche volk, vindt geen steun in de strategische positie, die het Naburige Oosten als schakel in het uitgebreide Britsche Rijk inneemt. In den loop van den oorlog in het Naburige Oosten gevoerd, zijn mét de wapenfeiten ook de expansieverlangens geboren of gegroeid. Groot-Brittannië had niet slechts den wensch, zijn belangen aan het Suezkanaal te beveiligen en te con-solideeren, het had ook rekening te houden met de imperialistische driften en krachten, die veel hooger in het Noorden werkten, nl. met de Franschen, die hun belangen in Syrië beoogden te vergrooten. De gebeurtenissen in het Naburige Oosten dwongen Groot-Brittannië, tot een evenredige verdeeling van de gezamenlijke oorlogswinsten te geraken die het evenwicht der imperialistische belangen zou waarborgen. Hier ligt hoogstwaarschijnlijk het geheim van het Britsche verraad aan de overeenkomst met de Arabieren om in ruil voor hun steun tegenover Turkije een Arabisch Rijk te stichten, dat geheel Arabië (slechts met uitzondering van Aden), dus ook het binnenland van Syrië en Transjordanië, zou omvatten. Reeds vóór den oorlog waren daartoe onderhandelingen geopend: de Britten gevoelden uit politieke overwegingen veel voor de bevrediging van de Arabieren, die alle Arabische landen vereenigd wilden zien en het kalifaat
GROOT-BRITTANNIË IN KLEIN-AZIË.
74