Een volk bouwt zijn huis

Titel
Een volk bouwt zijn huis

Jaar
1933

Druk
1933

Overig
1ed 1933

Pagina's
104



ZIONISTISCHE GROND- EN FINANCIEELE POLITIEK.

niet kan worden gehoord, of die rotsachtig of steenachtig is, of niet toegewezen is aan inwoners van eenige stad of dorp. De Arabieren beweren dat er feitelijk geen mewat bestaat, daar alle dorpsgrond, met inbegrip van rotsachtige en steenachtige plaatsen, eigendom is van de dorpsbewoners, die destijds van de Ottomaansche regeering acten van eigendom ontvingen, z.g. t a b o e-certifieaten, zonder dat nochtans alle land officieel werd geregistreerd. Sir Herbert Samuel heeft in 1921 in overeenstemming met „de behoeften van het land” een stelsel ingevoerd, dat met deze opvatting geen rekening hield, het niet-gere-gistreerde land tot regeeringsbezit heeft verklaard en iedereen, die zonder vergunning mewat mocht gebruiken, strafbaar gesteld. In 1921 begon de mandaatregeering met de registratie van dit land, die, naar men vermoedt, nog wel twintig jaar zal duren, zoodat bij benadering niet is vast te stellen, KARAKTERISTIEK TRANSJORDAANSCH welke oppervlakte het „braakliggend    TYPE.

land’ beslaat. De Arabieren zeggen,


dat, doordat de regeering het niet-geregistreerde land voor zich heeft opgeëischt, in zeer vele gevallen hun eigendoms- en gebruiksrechten geschonden zijn.

Terwijl de Arabieren de annuleering van het desbetreffende artikel in de Ottomaansche landwetten nog altijd als een grievende onrechtvaardigheid voorstellen, en nog steeds opkomen voor hun rechten op het z.g. mewat, komen van den anderen kant de Joden met aanspraken daarop, en wel op grond van artikel 6 van het mandaat voor Palestina en Transjordanië, dat het bestuur van Palestina de verplichting oplegt, de „dichte vestiging van de Joden op het land” aan te moedigen, „met inbegrip van staatsdomeinen en braakliggende landen, die niet voor publieke doeleinden nooaig zijn.” De regeering is tot nog toe aan het verlangen der Joden niet tegemoet gekomen. Zij zegt: wij hebben geen staatsdomein beschikbaar. Inderdaad is er weinig staatsdomein, dat voor cultiveering geschikt is. Het eenige groote gebied, dat zij onder haar berusting had en dat voor irrigatie in aanmerking kwam, heeft zij tien jaar geleden voor de Arabieren ter beschikking gesteld. Dat is het gebied van Beisan, dat over een uitgestrektheid van 400.000 doenam, niet ver van den Jordaan den Emek, de Vlakte van Esdraelon, afsluit. De Joden maken daarvan der regeering tot op den dag van vandaag een schérp verwijt, wellicht het scherpste, dat zij thans tegen de regeering hebben. Zij maken daarvan in het bijzonder een grief aan het adres van Sir Herbert Samuel, den eersten Hoogen Commissaris, een man van hun eigen ras. Er izijn velen, die zeggen: hij moest tegenover de Arabieren bewijzen, dat hij niet partijdig was, en daarom heeft hij den Joden onrecht aangedaan.

Hetzelfde verwijten zij hem ten aanzien van de verdeeling van een groot legaat, nagelaten door een Oosterschen Jood, sir Ellis Kadoorie, die een groote som gelds aanwees ten behoeve van het bouwen van scholen „ten bate van het Palestijnsche volk” en welke Samuel in tweeën splitste: de helft voor de Joden, de helft voor de Arabieren. De Zionisten beweren dat „ten bate van het Palestijnsche volk”, hier beteëkende het Joodsche volk, maar Samuel hield zich aan den tekst van het testament. De Arabieren hebben op deze wijze de

61

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.