OP WEG NAAR HET BELOOFDE LAND.
vrouw en kroost, een missionarispost ergens in het Naburige Oosten gaat bezetten, lijkt op dit schip een vreemde eend in de bijt, verdwaald. De eerste klasse ligt verlaten: slechts één enkele passagier loopt daar het promenadedek plat; hij moet zich voelen als eenling op een eiland. Tweede, derde en vierde klasse zijn propvol. Met uitzondering van een enkeling, die op een vast doel in Palestina afgaat, zijn de meeste passagiers „toeristen”. De Poolsche Joden, waaronder mannen met aartsvaderlijke grijze baarden, reeds diep gebukt gaande onder den last der jaren, trekken naar Palestina om daar hun laatste levensjaren te slijten. Zij hebben vaak net genoeg geld om de reis te bekostigen, doch Amerikaansche verwanten stellen zich garant om te yoorzien in het levensonderhoud van deze mannen. Dat wordt door de Palestijnsche autoriteiten toegestaan. Poolsche geestelijken met dunne, zwarte ringbaardjes reizen mede. Er is een meisje uit Lithauen, dat zich in Palestina gaat vestigen, een jongeman uit Schotland> de eerste Schotsche jood; wellicht nog een enkele.
De meeste passagiers echter gaan op verkenning. Een positie in Palestina hebben zij niet, de waarborgsom van ,naar wij meenen duizend pond sterling, door de autoriteiten voor vestiging in Palestina geëischt, bezitten zij niet, of willen zij niet uitleggen. Daarom gaan zij als „toeristen”, velen in de hoop, dat als zij maar eenmaal Palestijnschen grond onder de voeten hebben, zij wel hier of daar een plaats zullen vinden. Registratie in Palestina bestaat niet; dus is het, meenen zij, niet zoo heel moeilijk, ergens weg te duiken. Een groot deel dezer „toeristen” zijn natuurijk Duitsehe joden, die geen heden en geen toekomst meer hebben in het land hunner geboorte. Onder hen zijn kooplieden, een fabrikant, een aantal studenten, wien het verblijf aan de universiteit werd ontzegd; ook een studente. Een bekende figuur uit Am3terdamsche diamantkringen begeleidt zijn jongen zoon op verkenningstocht naar Palestina. Tsjecho-Slowakije is vertegenwoordigd, Dantzig, Engeland.
* *
•Jr
De gesprekken aan boord strekken zich in hoofdzaak over twee onderwerpen uit: de jongste gebeurtenissen in Duitschland, de toekomstmogelijkheden van Palestina als Joodsche staat. De gesprekken over laatstgenoemd onderwerp dragen soms een hartstochtelijk karakter. Ik moet denken aan soortgelijke gesprekken in de treinen, die mij met fanatieke communisten naar Moskou brachten. De Duitschers hier aan boord laten zich natuurlijk gaan. Na den psychischen druk in Duitschland komen zij tot verademing. De fabrikant is mijn tafelgenoot. Een man van reeds goed in de vijftig. Hij heeft in zijn leven veel gereisd, hij spreekt .zijn talen correct, kent zijn geschiedenis goed. Hij spreekt niet met bitterheid, doch zoekt naar een objectieve verklaring van wat er sedert de laatste jaren in zijn land is gebeurd, van de actie tegen Joden, die tot de beste Duitsche staatsburgers .gerekend konden worden. Hij haalt de heele Duitsche en Europeesche politiek van vóór en na 1914 overhoop, geordend en weloverwogen, maar komt ten slotte tot de conclusie: de Duitsche karaktereigenschappen zijn schuld aan de jongste gebeurtenissen, de Duitschers zijn barbaren. Hij meent, dat Hitler tegenover de , Joden een weergalooze fout heeft gemaakt, omdat dezen bereid waren, het nationaal-socialistisch bewind als conserveerenden factor te aanvaarden en te steunen. Waarschijnlijk spreekt hij hiermede uit wat in de hoofden van Joodsche indus-trieelen -sterk omging. Het botvieren van de antisemietische gevoelens in Duitschland heeft hem echter gedwongen, zijn gevoelens aan een scherp onderzoek te onderwerpen. „Wir Juden sind eigentlich verkrüpelte Charaktere”, aldus is het resultaat van dit onderzoek. De Duitsche Joden waren altijd onvoorwaardelijk trouwe Duitsche staatsburgers. De actie der nationaal-socialisten heeft gedemonstreerd, dat voor dezen de Joden, hoezeer ook met den Duitschen bodem .samengegroeid, niet anders dan een vreemd element in den staat zijn 6